ECLI:NL:PHR:2007:BA7921

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02891/06 B
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ongegrond verklaard klaagschrift teruggave rijbewijs

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door klager tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 19 september 2006. In deze beschikking werd het klaagschrift van klager, dat strekte tot teruggave van zijn rijbewijs, ongegrond verklaard. De achtergrond van deze zaak is dat het rijbewijs van klager op 17 augustus 2006 was ingevorderd. De Officier van Justitie besloot op 25 augustus 2006 om het rijbewijs voor de duur van vier maanden in te houden, op basis van artikel 164, vierde lid (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.

Op 19 september 2006 vond er een zitting plaats bij de Kantonrechter te 's-Gravenhage, waar klager werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.200, subsidiair 24 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Zowel klager als de Officier van Justitie hebben afstand gedaan van rechtsmiddelen, waardoor de uitspraak van de Kantonrechter onherroepelijk is geworden.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep, aangezien zijn rijbewijs op 19 september 2006 al aan hem was teruggegeven. Gezien deze omstandigheden wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad volgt hiermee de conclusie van de Advocaat-Generaal, die opmerkt dat de eerdere uitspraak van de Kantonrechter onherroepelijk is en dat klager geen verdere rechtsmiddelen kan aanwenden.

Conclusie

Nr. 02891/06 B
Mr. Vellinga
Zitting: 19 juni 2007
Conclusie inzake:
[Verzoeker = klager]
1. De Rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij beschikking van 19 september 2006 een namens verzoeker ingediend klaagschrift als bedoeld in art. 164, lid 8, WVW 1994 strekkende tot teruggave van zijn rijbewijs ongegrond verklaard.
2. Namens verdachte heeft mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Ambtshalve vestig ik de aandacht op het volgende.
4. Blijkens de stukken is het rijbewijs van klager op 17 augustus 2006 ingevorderd en heeft de Officier van Justitie op 25 augustus 2006 op de voet van art. 164, vierde lid (oud) WVW 1994 besloten het rijbewijs voor de duur van vier maanden in te houden. Bij de stukken bevindt zich tevens een aantekening mondeling vonnis van de Kantonrechter te 's Gravenhage d.d. 19 september 2006, inhoudende dat de verdachte wegens een op 17 augustus 2006 begane overtreding van artikel 20, aanhef en onder A, van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,= subsidiair 24 dagen hechtenis - te voldoen in zes maandelijkse termijnen van elk € 200,= - alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bedoelde aantekening mondeling vonnis houdt tevens in dat door zowel de verdachte als door de Officier van Justitie ter terechtzitting afstand van rechtsmiddelen is gedaan, waarmee de uitspraak onherroepelijk is geworden.
5. Telefonische navraag bij het arrondissementsparket te 's -Gravenhage heeft voorts opgeleverd dat het rijbewijs op 19 september 2006 als uitvloeisel van de hiervoor genoemde uitspraak aan klager is teruggegeven. Het voorgaande in aanmerking genomen heeft klager bij het cassatieberoep geen belang meer, vgl. HR 1 februari 2005, LJN AR7624.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat klager in het cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG