ECLI:NL:PHR:2007:BA7921
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen ongegrond verklaard klaagschrift teruggave rijbewijs
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door klager tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 19 september 2006. In deze beschikking werd het klaagschrift van klager, dat strekte tot teruggave van zijn rijbewijs, ongegrond verklaard. De achtergrond van deze zaak is dat het rijbewijs van klager op 17 augustus 2006 was ingevorderd. De Officier van Justitie besloot op 25 augustus 2006 om het rijbewijs voor de duur van vier maanden in te houden, op basis van artikel 164, vierde lid (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
Op 19 september 2006 vond er een zitting plaats bij de Kantonrechter te 's-Gravenhage, waar klager werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.200, subsidiair 24 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Zowel klager als de Officier van Justitie hebben afstand gedaan van rechtsmiddelen, waardoor de uitspraak van de Kantonrechter onherroepelijk is geworden.
De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep, aangezien zijn rijbewijs op 19 september 2006 al aan hem was teruggegeven. Gezien deze omstandigheden wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad volgt hiermee de conclusie van de Advocaat-Generaal, die opmerkt dat de eerdere uitspraak van de Kantonrechter onherroepelijk is en dat klager geen verdere rechtsmiddelen kan aanwenden.