1 In de beschikkingen van rechtbank en hof uit dit dossier bevindt zich, anders dan meestal het geval is, geen samenvatting van de relevante feiten. Die moeten dus uit verschillende plaatsen in het dossier worden "verzameld". In cassatie zijn overigens slechts enkele feiten, die bovendien een overzichtelijk beeld opleveren, aan de orde.
2 Zie daarover o.a. rov. 7 en 8 van de in cassatie bestreden beschikking.
3 Nadat de echtelijke woning zou zijn verkocht. Voor de periode daarvóór werd een lagere alimentatie vastgesteld.
4 Zij zou haar raadsman hebben moeten aanspreken op een onzorgvuldige begeleiding van de procedure; en zij zou niet hebben geprobeerd, een werkloosheidsuitkering te krijgen.
5 Er is ook gevraagd om herstel van (een veronderstelde fout in) de beschikking van de rechtbank. Dat verzoek is afgewezen. Dit speelt in cassatie geen rol.
6 De beschikking van het hof is van 20 december 2006. Het cassatierekest is op 7 maart 2007 per fax ingediend (terwijl op 9 maart een "officieel" exemplaar van het rekest is ingekomen).
7 Daarnaast speelt nog de vraag in hoeverre het hof de vrijheid had om van de desbetreffende vaststelling van de rechtbank af te wijken. Ik maak daarover een opmerking in alinea 10.
8 In de zesde volle alinea onder "Procesverloop in hoger beroep".
9 Omstandigheden waaronder aan een dergelijk gegeven wél gewicht zou mogen worden toegekend, laten zich ook niet zo makkelijk denken. Dat geeft nader accent aan de constatering dat er geen aanwijzingen zijn, dat het hof dit toch zou hebben gedaan.
10 O.a. HR 24 maart 2007, NJ 2007, 115 nt. H.J. Snijders, rov. 3.3.1 - 3.3.2; HR 30 juni 2000, NJ 2000, 675, rov. 3.3; Burgerlijke Rechtsvordering (losbl.), Mollema, art. 332, aant. 17 en 19; Snijders-Wendels, Civiel Appel, 2003, nrs. 143 en 219.
11 HR 10 oktober 2003, NJ 2005, 104, rov. 3.6.
12 Zie daarvoor bijvoorbeeld HR 20 januari 2006, RvdW 2006, 115, rov. 3.5; HR 23 september 2005, NJ 2006, 471, rov. 3.4 en 3.5; Ras-Hammerstein, De grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep in burgerlijke zaken, 2004, nr. 29. Zie ook Lindijer, De goede procesorde, diss. 2006, nr. 4.3.6.10.
13 In het licht van de overweging van de rechtbank - in aansluiting op haar overweging betreffende het verwijtbaar "mislopen" van uitkeringen - dat zij, rechtbank "...in redelijkheid met een netto door de vrouw te genereren inkomen van € 600,- per maand rekening (zal) zouden.", lijkt de door het hof aan de beslissing van de rechtbank gegeven uitleg mij ook niet ongerijmd.
14 Zie ook Asser-De Boer, 2006, nr. 625a; zie aldaar ook subalinea h voor de in zo'n geval aan te nemen motiveringsplicht.
15 Beide uitspraken verwijzen overigens naar oudere rechtspraak van de Hoge Raad.
16 De andere opvatting zou tot vergaande consequenties (kunnen) leiden: van vele alimentatiegerechtigden kan op verdedigbare gronden worden beweerd dat die zich harder hadden kunnen inspannen om, al-dan-niet op termijn, in eigen onderhoud te (gaan) voorzien, en dat dus enig - licht - verwijt in dat opzicht, niet misplaatst is. Wanneer op grond van zo'n verwijt de gehoudenheid tot alimentatiebetaling (serieus) zou kunnen worden aangevochten, zou het aangezicht van dit rechtsgebied vermoedelijk ingrijpend veranderen.
17 Mogelijk heeft het hof langs een andere lijn geredeneerd, en bijvoorbeeld in aanmerking genomen dat [de vrouw] in staat moet worden geacht, het misgelopen inkomen alsnog - op redelijke termijn - te verwerven. Op die gedachtegang is misschien ook kritiek mogelijk; maar nader onderzoek daarnaar zou (al te) ver buiten de orde van het huidige cassatiegeding voeren.
18 O.a. HR 22 september 2006, RvdW 2006, 876, rov. 3.4.
19 O.a. HR 17 september 2004, NJ 2005, 226, rov. 4.3.2 en alinea 12 van de conclusie van A - G De Vries Lentsch-Kostense; HR 10 september 2004, NJ 2005, 225 m.nt. SW, rov. 3.6.2 en alinea's 3.13 - 3.14 van de conclusie van
A - G Verkade.
20 Dat laatste was in de hier te beoordelen zaak het geval.