ECLI:NL:PHR:2007:BB7094

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03087/06
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

Nr. 03087/06
Mr Machielse
Zitting 9 oktober 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 2 januari 2006 voor 1 primair. "Zware mishandeling" en 2. "Bedreiging met zware mishandeling" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig weken, waarvan vijftien weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf afgewezen.
2. Mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld en heeft een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1. Het eerste middel klaagt over schending van de redelijke termijn in de cassatiefase omdat tussen het instellen van het cassatieberoep en de ontvangst van de stukken ter administratie van de Hoge Raad meer dan acht maanden zijn verstreken.
3.2. Het cassatieberoep is ingesteld op 4 januari 2006. De stukken zijn bij de Hoge Raad ontvangen op 9 november 2006. Aldus is de door de Hoge Raad gestelde termijn van acht maanden overschreden. Een bijzonder voortvarende behandeling binnen zestien maanden behoort niet (meer) tot de mogelijkheden. Het verzuim dient te leiden tot strafvermindering.
Het middel slaagt.
4.1. Het tweede middel klaagt over de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde. Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat het gebaar en de mededeling van de verdachte zijn gericht op de dood en niet op zware mishandeling, had het hof het feit moeten kwalificeren als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4.2. Onder 2 is bewezenverklaard:
"hij op 07 augustus 2004 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn, verdachtes, hand een snijdende beweging langs zijn, verdachtes, keel gemaakt en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden, er is niemand die mij kan tegenhouden."
4.3. Het hof heeft het feit inderdaad gekwalificeerd als bedreiging met zware mishandeling, terwijl in de bewijsmiddelen de omschrijvingen zoals bewezenverklaard staan opgenomen (bewijsmiddelen 8 en 9). Deze mededeling en het gebaar kunnen bezwaarlijk anders worden opgevat dan als bedreiging tegen het leven gericht.
Het middel klaagt daarover terecht, maar primair stel ik mij op het standpunt dat de verdachte geen redelijk belang heeft bij vernietiging, omdat dit slechts tot een verandering van de kwalificatie zou leiden zonder dat een andere - van een lichtere strafbedreiging voorziene - strafbepaling daardoor van toepassing zou worden.(1)
Wel stel ik voor de uitspraak verbeterd te lezen. Abusievelijk is "enig misdrijf tegen het leven gericht" weggestreept, terwijl "althans met zware mishandeling" weggestreept had moeten worden, op welke fout verder in het arrest, bij de kwalificatie en de strafmotivering, wordt voortgebouwd. Op bedreiging tegen het leven gericht is hetzelfde strafmaximum gesteld als op bedreiging met zware mishandeling. In de strafmotivering herhaalt het hof de (foutieve) kwalificatie, maar voegt daarna er meteen aan toe dat het hof de verdachte met name het eerste feit, de zware mishandeling, zwaar aanrekent. De straf is voornamelijk gebaseerd op het onder 1 primair bewezenverklaarde, waardoor een andere kwalificatie van feit 2 hoogstwaarschijnlijk niet tot andere en zeker niet tot een lagere straf zou hebben geleid. Nu de ernst van het feit en de aard daardoor niet in voor verdachte gunstige zin worden aangetast kan de Hoge Raad de bewezenverklaring, de kwalificatie en het zinnetje in de strafmotivering verbeterd lezen, nu er kennelijk sprake is van een misslag, een repeterende fout. Daarna mist het middel feitelijke grondslag.(2)
5. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt na verbeterde lezing van de bestreden uitspraak. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend ten aanzien van de duur van de opgelegde sanctie, met zodanige vermindering van de sanctie dat de inbreuk op verdachtes recht op berechting binnen een redelijke termijn in voldoende mate wordt gecompenseerd.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Vgl. HR 11 april 1995, NJ 1995, 565; HR 10 april 2001, LJN ZD1965 (nr. 01713/99, niet gepubliceerd) en HR 13 mei 2003, LJN AF5702 (nr 01769/02, deels gepubliceerd in NJ 2003, 460).
2 Vgl. HR 14 januari 2003, LJN AE9675; HR 13 september 2005, NJ 2006, 260; HR 19 september 2006, LJN AX9403 (nr. 02584/05, niet gepubliceerd); HR 17 oktober 2006, LJN AY7770; HR 12 juni 2007, LJN BA2571 en HR 26 juni 2007, LJN BA3621.