1 Zie de bestreden beschikking van het hof Arnhem van 3 oktober 2006, rov. 3.1 t/m 3.6, alsmede de beschikking van de rechtbank Zwolle van 24 oktober 2003.
2 Het cassatieverzoekschrift is op 28 december 2006 ingekomen ter griffie van de Hoge Raad. Het dossier is gecompleteerd op 4 april 2007 door toezending door de cassatieadvocaat van de vader van het proces-verbaal van de zitting van het hof. Er is niet om spoed verzocht.
3 Kamerstukken II, 1984-1985, 18 964, nr. 3, p. 6 en 11.
4 Zie bijvoorbeeld HR 8 december 2000, NJ 2001, 648 m.nt. JdB.
5 Art. 1:377a lid 1 t/m 3 BW is goeddeels ontleend aan art. 161a (oud), dat overigens slechts zag op omgang na scheiding.
6 Kamerstukken II, 1984-1985, 18 964, nrs. 1-3, p. 9.
7 HR 8 december 2001, NJ 2001, 648 m.nt. JdB, rov. 3.5.
8 Kamerstukken II, 1984-1985, 18 964, nr.3, p. 6, 8.
9 Kamerstukken II, 1984-1985, 18 964, nr. 3, p. 7, 8.
10 Kamerstukken II, 1986-1987, 18 964, nr. 6, p. 16. Zie ook HR 25 juni 1982, NJ 1982, 562 m.nt EAA, waarin de Hoge Raad heeft overwogen (rov. 3.1) dat bij het treffen van een regeling als bedoeld in art. 161 lid 5 inzake de omgang tussen het kind en de niet met het gezag over het kind belaste ouder van Boek 1 BW rekening moet worden gehouden zowel met de belangen van het kind en van beide ouders als met de rechten die voor ieder van hen voortvloeien uit het recht op eerbiediging van het gezinsleven en het prive-leven op grond van art. 8 EVRM.
11 Dit heeft het EHRM onder meer op 13 juni 1979 uitgemaakt in Marckx tegen België (6833/74, par. 31). Weliswaar had deze uitspraak betrekking op bescherming van familieleven maar de positieve verplichting geldt ook voor de andere krachtens art. 8 lid 1 EVRM te respecteren rechten.
12 EHRM 18 december 1986, 9697/82 (Johnston en anderen tegen Ireland) en bijvoorbeeld ook EHRM 28 mei 1985, nr. 9214/80; 9473/81; 9474/81, Abdulaziz, Cabales en Balkandali tegen het Verenigd Koninkrijk.
13 Kamerstukken II, 1984-1985, 18 964, nr. 3, p. 11.
14 EHRM 19 september 2000, appl. Nr. 32346/96.
15 Asser-De Boer, 2006, nr. 1012.
16 Cassatieverzoekschrift, p. 4, tweede alinea.
17 Uit het door de Raad op 16 maart 2004 uitgebrachte rapport blijkt dat er in 2004 vier door de Raad begeleide proefcontacten zijn geweest tussen de vader en [de zoon]. De bij beschikking van de rechtbank van 19 mei 2004 bepaalde voorlopige, begeleide, omgangsregeling heeft geen doorgang kunnen vinden door de detentie van de vader, zie de brief van de Raad van 6 augustus 2004 aan de rechtbank.
18 De vader heeft ook niet gereageerd op de tijdens de zitting van het hof door de vertegenwoordiger van de Raad gedane suggestie van contact via e-mail of MSN.
19 Vaste rechtspraak, zie bijv. HR 14 februari 2003, JOL 2003, 93, rov. 3.4.
20 Zie bijv. HR 20 januari 1995, NJ 1995, 273 en HR 28 april 2006, RvdW 2006, 457
21 Conclusie vóór HR 31 januari 2003, NJ 2003, 271.