Griffienr. 03169/06
Mr Wortel
Zitting:30 oktober 2007
1. Dit cassatieberoep betreft een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, waarbij verzoeker wegens "eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd" is veroordeeld tot een geldboete van € 180, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie dagen hechtenis.
2. Namens verzoeker heeft mr P. Bouman, advocaat te Helmond, een schriftuur houdende één cassatiemiddel ingediend.
3. Dit middel behelst de klacht dat ten onrechte het verweer is verworpen dat verzoeker het "fuck you" gebaar helemaal niet heeft kunnen maken (in verband met eerder medisch ingrijpen); ten onrechte is voorbij gegaan aan verzoekers stelling dat de verbalisant onmogelijk door een dichte deur heeft kunnen horen dat verzoeker hem verbaal hetzelfde toewenste, en bovendien ten onrechte bewezen is verklaard dat verzoeker met dit gebaar en/of deze woordkeus heeft beledigd aangezien deze toevoeging naar hedendaagse opvattingen niet langer als beledigend is aan te merken.
4. Het is frappant. Ter zitting van 26 juni jongstleden concludeerde ik in een zaak tegen [betrokkene 1] (ruim twintig jaar jonger, doch dezelfde geboorte- en woonplaats), die twee en een halve maand eerder door hetzelfde Hof tot straf is veroordeeld omdat dit lid van de familie [verdachte] een opsporingsambtenaar beledigend "klootzakken" had toegevoegd, en waarin als cassatiemiddel aanvankelijk werd aangevoerd dat deze [betrokkene 1] had aangetoond fysiek niet in staat te zijn de middelvinger in het bekende gebaar ten hemel te heffen, welke klacht vervolgens werd gewijzigd (in die zaak was dit gebaar helemaal niet bewezenverklaard) in de stelling dat "klootzakken" naar hedendaagse maatstaven niet beledigend is. Dit (bij aanvullende schriftuur gewijzigde) middel was ingediend door een advocaat die als kantoorgenoot is vermeld op het briefpapier van degene die nu het middel voorstelt.
5. Het is een kleine wereld, maar ik kan het kort houden. In de zojuist bedoelde zaak tegen [betrokkene 1] is het cassatieberoep - op de voet van art. 81 RO - verworpen bij arrest van 2 oktober jongstleden, en dit beroep stevent op dezelfde uitkomst af.
6. Het Hof heeft niet aannemelijk bevonden dat verzoeker fysiek niet in staat was het gebaar met de opgeheven middelvinger te maken. Dat is een geheel feitelijk oordeel, zodat geen verdere toelichting behoeft waarom dit punt in cassatie niet meer aan de orde is. Hetzelfde geldt voor 's Hofs oordeel dat de verbalisant (die ter zitting nog een verklaring als getuige heeft afgelegd) uitstekend kon horen wat verzoeker hem verbaal toevoegde.
7. In HR NJ 2002, 129 is nog weer eens herhaald dat een uitlating beledigend is wanneer zij de strekking heeft een ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem in zijn eer en goede naam aan te randen. Onderzocht dient derhalve te worden welke lading de verdachte in het bijzondere geval aan zijn woorden en/of gebaren kennelijk heeft willen geven, en hoe zij door de geadresseerde in redelijkheid kunnen zijn opgevat. Zelfs woorden die, op zichzelf beschouwd, geen negatieve betekenis hebben, kunnen strafbare belediging opleveren indien de omstandigheden van het geval erop wijzen dat zij werden gesproken met het oogmerk te kwetsen, en redelijkerwijs ook zo kunnen zijn overgekomen, vgl HR NJ 2001, 101.
8. De afgelopen maanden berichtten de media dat sommige strafrechters "fuck you" als strafbare belediging van politiefunctionarissen hebben aangemerkt, doch andere weer niet met een beroep op gewijzigde maatschappelijke opvattingen. Dat laatste acht ik (aannemende dat de berichtgeving in essentie juist was) een onverdedigbare en gevaarlijke opvatting.
9. De aankondiging dat de ander seks zal/zou moeten ondergaan heeft onmiskenbaar een vernederende lading; de boodschap kan geen andere zijn dan uiterste minachting. Wie wil betogen dat naar hedendaagse opvattingen de aldus aangesprokene geen krenkende aantasting van de persoonlijke waardigheid kan ervaren (en de toevoeging naar idem maatstaven ook niet als krenkend bedoeld hoeft te zijn), maakt vermoedelijk een denkfout. Men kan niet in ernst menen dat - afgedwongen - seks met een wildvreemde in de hedendaagse samenlevig een geaccepteerd verschijnsel is. Degene die "fuck you" buiten de strafbare belediging wil plaatsen zal in wezen bedoelen dat men zulke toevoegingen maar over zijn kant moet laten gaan. Ruw taalgebruik als zó veel voorkomend verschijnsel dat we er, wat de strafrechtelijke handhaving betreft, niet meer aan beginnen. Dit lijkt mij een buitengewoon zorgelijke ontwikkeling, ook in de context van wat politiemensen zoal moeten accepteren. Het buitensporige, ongeremd agressieve, egoïsme van de clipcultuur kan geen oriëntatiepunt zijn voor de ontwikkeling van essentiële gedragsnormen.
10. Zero tolerance volgens maatstaven die de politie eigenmachtig zou kunnen bepalen is geen optie. Iedereen heeft het volste recht om van het openbaar gezag (of wat zich als zodanig presenteert) uitleg of verantwoording te vergen, en niemand is gehouden klakkeloos af te gaan op de autoriteit van een uniform. Politiemensen zullen moeten accepteren dat hun interventies kritiek en weerstand oproepen. Het is hun vak om daar handig mee om te gaan. Dat vak brengt evenwel ook mee dat politiemensen gevaarlijke situaties en emotionele toestanden het hoofd moeten bieden. Het gezag dat zij daarbij moeten kunnen laten gelden, maar ook de mens achter de diender, verdienen bescherming. Een politiefunctionaris zal souplesse en een stevig incasseringsvermogen moeten laten zien, maar uiteindelijk hoeft ook hij geen aantasting van zijn persoonlijkheid te accepteren.
11. In de rechtspraak hangt alles uiteraard altijd af van de bijzondere omstandigheden van het geval, maar naar mijn overtuiging wordt een gevaarlijke grens overschreden indien in het algemeen als uitgangspunt wordt genomen dat politiemensen "fuck you" of vergelijkbare uitingen van onfatsoen maar moeten accepteren. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat zij, behangen met een flinke hoeveelheid ijzerwerk en communicatiemiddelen, doorgaans makkelijk zullen winnen van het individu dat zich in machteloze woede laat gaan.
Ook in dit opzicht faalt het middel.
12. Aangezien het middel faalt concludeer ik tot verwerping van het beroep.
Naar mijn oordeel leent het zich voor afdoening met de in art. 81 RO bedoelde korte motivering.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,