ECLI:NL:PHR:2008:BC0838

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03244/06
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Bleichrodt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-naleving van oproeping en procesorde in hoger beroep

In deze zaak gaat het om de niet-naleving van de oproeping van de raadsman van de verdachte in hoger beroep. De advocaat van de verdachte, mr. M.R. Mantz, heeft op 6 december 2005 per fax aan de strafgriffie van het Hof medegedeeld dat hij de verdachte zal bijstaan. De griffier heeft de ontvangst van dit bericht bevestigd, maar er is geen bewijs dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman is verzonden. Zowel de verdachte als zijn raadsman zijn niet verschenen tijdens de terechtzitting, wat leidde tot verstek. Dit roept vragen op over de naleving van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat de raadsman op de hoogte moet worden gesteld van de zitting.

De Hoge Raad oordeelt dat het niet naleven van dit voorschrift in de weg staat aan een geldige behandeling van de zaak. De rechter moet zich ervan vergewissen dat het voorschrift is nageleefd of dat er een uitzondering van toepassing is. In dit geval blijkt uit het bestreden arrest en het proces-verbaal van de terechtzitting niet dat aan deze vereisten is voldaan. De Hoge Raad concludeert dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd dat de raadsman op de hoogte was van de zitting, wat leidt tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.

De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en de zaak moet worden terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling. Dit is een belangrijke uitspraak die de noodzaak van een goede procesorde en de rechten van de verdachte en zijn raadsman onderstreept.

Conclusie

Nr. 03244/06
Mr. Bleichrodt
Zitting 13 november 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's Gravenhage heeft bij arrest van 10 mei 2006 de verdachte bij verstek ter zake van "niet naleving van het bepaalde bij art. 70, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, tienmaal gepleegd" veroordeeld tot tien geldboetes van elk € 100,-, subsidiair twee dagen hechtenis.
2. De verdachte heeft zelf beroep in cassatie ingesteld. Mr. Mantz, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1 Het middel klaagt dat aan de raadsman, die zich voor de behandeling bij het Hof als zodanig had gesteld, ten onrechte geen oproeping voor de terechtzitting van het Hof is toegezonden.
3.2 Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevinden zich:
(i) een kopie van een faxbericht van 6 december 2005 van mr. M.R. Mantz, gericht aan de strafgriffie van het Hof, waarbij deze zich voor de behandeling in hoger beroep stelt als raadsman van de verdachte;
(ii) een brief van dezelfde datum van de Griffier bij het Hof aan mr. Mantz, waarin de ontvangst van het onder (i) genoemde bericht wordt bevestigd.
Kopieën van deze stukken zijn ook gehecht aan de cassatieschriftuur.
3.3 De appeldagvaarding houdt niet in dat een afschrift daarvan aan de raadsman is verzonden. Ook overigens bevat het dossier niets waaruit kan volgen dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman is verzonden.
3.4 Ter terechtzitting van het Hof van 10 mei 2006 is noch de verdachte noch zijn raadsman verschenen. Het Hof heeft tegen de niet-verschenen verdachte verstek verleend.
3.5 Niet blijkt dat het Hof, nu de verdachte en zijn raadsman niet ter terechtzitting waren verschenen, heeft onderzocht of een afschrift van de appeldagvaarding aan mr. Mantz is verzonden. Gelet op wat hiervoor onder 3.2 en 3.3 is vermeld is 's Hofs in de uitspraak besloten liggende oordeel dat aan het voorschrift van art. 51, tweede volzin, Sv is voldaan, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Dat brengt mee dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt en de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.(1)
3.6 Het middel is terecht voorgesteld.
4. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 HR NJ 1999, 276. Overigens zou ook cassatie moeten volgen indien de onder 3.2 bedoelde stukken zich niet bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken zouden bevinden, doch uitsluitend in kopie aan de cassatieschriftuur zouden zijn gehecht (zoals hier ook is gebeurd): vgl. HR NJ 1998, 772, HR 21 november 2000, nr. 01344/99 en HR 9 januari 2001, nr. 02161.