ECLI:NL:PHR:2008:BC5724
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. L. Strikwerda
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van schadevordering na beëindiging van overeenkomst in het overeenkomstenrecht
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een cassatieberoep ingesteld door Atlantic Cargo Services B.V. (hierna: ACS) tegen M&S Mode B.V. (hierna: M&S). Het cassatieberoep is gebaseerd op vier middelen, die volgens de Procureur-Generaal niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van ACS kunnen worden verworpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
Het eerste middel betreft een motiveringsklacht, waarbij ACS aanvoert dat het hof onvoldoende rekening heeft gehouden met bepaalde omstandigheden die door ACS zijn aangevoerd ter ondersteuning van haar standpunt dat M&S niet vrij stond om de relatie te beëindigen. Het hof heeft echter in zijn overwegingen blijk gegeven van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, en het middel faalt om die reden.
Het tweede middel richt zich op de uitleg van brieven die relevant zijn voor de vraag of M&S verplicht was de samenwerking met ACS voort te zetten. Het hof heeft deze brieven als relevant beoordeeld, maar ACS kan niet aantonen dat het hof onterecht heeft geoordeeld over de inhoud en betekenis van deze brieven.
Het derde middel verwijt het hof een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot de redelijkheid en billijkheid in de overeenkomst. De Hoge Raad oordeelt dat het hof geen leemte in de overeenkomst heeft vastgesteld, waardoor de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid niet aan de orde is.
Het vierde middel, dat voortbouwt op het eerste middel, wordt eveneens verworpen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep moet worden verworpen, en de Hoge Raad volgt deze conclusie.