1 Zie het vonnis van het GEA, zittingsplaats Curaçao, van 17 oktober 2005, rov. 2.
2 Zie voor een samenvatting daarvan het vonnis van het GEA van 17 oktober 2005 onder 3.
3 Het op 5 juni 2006 uitgesproken eindvonnis is hersteld op 7 augustus 2006. Bij dit herstelvonnis heeft het GEA het vonnis van 5 juni 2006 in die zin gewijzigd dat het dictum wordt aangevuld met de tekst dat de vrouw toestemming wordt verleend kosteloos te procederen.
4 Het verzoekschrift tot cassatie is op 13 juni 2007 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. De cassatietermijn bedraagt drie maanden. Dit geldt zowel naar oud als naar nieuw RvNA: zie art. 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba in samenhang met art. 264 RvNA (oud en nieuw).
5 Uit het griffiedossier van de Hoge Raad blijkt dat de man o.m. aangetekend is opgeroepen aan het kantooradres van zijn advocaat uit de vorige instantie.
6 Zie het cassatieverzoekschrift onder 2.1.
7 Zie het cassatieverzoekschrift onder 2.2.
8 Zie het cassatieverzoekschrift onder 2.3.
9 Landsverordening van 29 april 2005 houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, P.B. 2005, 59, in werking getreden op 1 augustus 2005 blijkens het Landsbesluit van 9 juni 2005, P.B. 2005, 67. Deze Landsverordening bevat overgangsrechtelijke bepalingen voor het nieuw Burgerlijk Wetboek in de Nederlandse Antillen en Aruba en voor het nieuwe RvNA (de art. 10-26).
10 Anders dan op Curaçao waren in Nederland de gerechten als gevolg van tweede Pinksterdag op die datum gesloten.
11 P.B. 2001, 26.
12 Staten van de Nederlandse Antillen, Zitting 2000-2001, Landsverordening houdende het overgangsrecht ter zake van de wijzigingen die in de bestaande wetgeving in verband met de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek worden aangebracht, Memorie van Toelichting, no. 3, p. 6.
13 Zie A.I.M. van Mierlo, Procederen in de West. Sinds 1 augustus 2005: veel nieuws onder de zon, WPNR 6642 (2005), p. 855-862 en dezelfde schrijver, Het vernieuwde Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de Nederlandse Antillen en Aruba, JBPR 2005, p. 356-362; P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, De Antilliaanse cassatietermijn: zonnig, met hier en daar een bui, TCR 2006, nr. 2, p. 33-34.
14 T.a.p., JBPR 2005, p. 356 resp. p. 362 en WPNR 6642 (2005), p. 857.
15 T.a.p., p. 33.
16 Landsverordening van 31 augustus 2006 houdende een nadere aanpassing van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere landsverordeningen in verband met de invoering van het nieuwe Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Artikel VI en Artikel XII, P.B. 2006, 71, p. 3 en 6.
17 Staten van de Nederlandse Antillen, Zitting 2005-2006-2911, Nota van Wijziging, no. 6.
18 Te weten: vonnis van 8 augustus 2006, zaaknr. AR 268/2001 en 1020/2001, H-72/2006; vonnis van 22 augustus 2006, zaaknr. AR-166/02-H-37/06; vonnis van 5 september 2006, zaaknr. AR 1232/03 - H 09/06; het bestreden vonnis in de onderhavige zaak van 20 maart 2007.
19 Zie hierover uitgebreid mijn conclusie vóór HR 1 juni 2007, NJ 2007, 310.
20 Zaaknr. AR 268/2001 en 1020/2001, H-72/2006, rov. 2.2 (niet gepubliceerd); het bestreden eindvonnis van het GEA in deze zaak dateerde van 22 augustus 2005.
21 Om hoeveel vonnissen in hoger beroep het gaat, is moeilijk te zeggen. Bij de Hoge Raad zijn er op dit moment in ieder geval twee zaken aanhangig waarin deze problematiek aan de orde is (naast de onderhavige zaak ook R06/172HR).
22 Bijv.: Mon. Nieuw BW A-25 (De Vries Lentsch-Kostense), p. 35.
23 Mon. Nieuw BW A-25 (De Vries Lentsch-Kostense), p. 8-9; HR 9 september 2005, NJ 2006, 619 (rov. 4.4).
24 Art. 4 Algemene Bepalingen bepaalt dat de wet alleen verbindt voor het toekomende en geene terugwerkende kracht heeft.
25 Bijvoorbeeld: HR 17 december 2004, NJ 2005, 511 m.nt. DA.
26 Deze klacht wordt eerst in de s.t. (gedeeltelijk) nader toegelicht (onder 2.5.5 e.v.).
27 HR 14 april 1989, NJ 1989, 469 m.nt. MS; HR 14 april 2000, NJ 2000, 713 m.nt. ARB en HR 16 november 2001, NJ 2002, 469 m.nt. TK en EAA.
28 Zie de noot van P.J. Boon onder EHRM 6 oktober 2005, NJ 2006, 464.
29 Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Keus vóór HR 22 december 2006, NJ 2007, 292 m.nt. EAA (onder 2.14-2.16), met verwijzingen naar rechtspraak. Zie voorts de rechtspraak genoemd in de conclusie van A-G Mok vóór HR 14 april 2000, NJ 2000, 173.
30 Zie EHRM 23 februari 2006, RvdW 2006, 352 (§ 42-56). Verg. voorts EHRM 20 november 1995, NJ 1996, 593 m.nt. EJD; EHRM 16 april 2002, NJ 2004, 447 m.nt. EAA; EHRM 6 oktober 2005, NJ 2006, 464 m.nt. P.J. Boon; EHRM 14 februari 2006, RvdW 2006, 364 en HR 22 december 2006, NJ 2007, 292.
31 Zie bijvoorbeeld: EHRM 8 november 2005, EHRC 2006, 1 m.nt. K. Albers (§ 40).