ECLI:NL:PHR:2008:BF0754

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01808/07
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbreken pleitnota in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2008 uitspraak gedaan over de nietigheid van het onderzoek in hoger beroep, als gevolg van het ontbreken van de pleitnota. De verdachte was in tweede aanleg vertegenwoordigd door mr. C.G. Th. Van de Weerd, maar deze pleitnota ontbrak bij de stukken die naar de Hoge Raad waren gezonden. De raadsman, mr. G. Spong, had eerder verzocht om de ontbrekende pleitnota, maar deze was niet meer te traceren. De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnota zozeer in strijd was met een behoorlijke procesorde, dat dit leidde tot nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak van het Hof. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat de verdachte op 21 december 2006 niet strafbaar had verklaard en hem ontsloeg van alle rechtsvervolging, met de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar. De verdachte heeft cassatie ingesteld, maar de Hoge Raad concludeerde dat de verdachte geen belang had bij het cassatiemiddel, omdat het verzuim onherstelbaar was. De conclusie van de Procureur-Generaal was dan ook dat het cassatieberoep niet ontvankelijk was.

Conclusie

Nr. 01808/07
Mr Machielse
Zitting 9 september 2008
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft verdachte op 21 december 2006 ter zake van 1. primair "poging tot doodslag" en 2."bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging en daarbij gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de duur van één jaar.
2. Verdachte heeft cassatie ingesteld. Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3.1. Het middel klaagt dat de pleitnota bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken ontbreekt, hetgeen tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het arrest van het hof
leidt.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 december 2006 vermeldt:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnota."
De hiervoor vermelde pleitnota ontbreekt bij de naar de Hoge Raad gezonden stukken.
Bij brief van 26 juni 2007 zijn de stukken aan de raadsman, mr. G. Spong, verzonden.(1) Bij brief van 19 juli 2007 heeft de raadsman aan de rolraadsheer van de Hoge Raad medegedeeld dat bij de aan hem toegezonden stukken de op 7 december 2006 in hoger beroep overgelegde pleitnotitie van mr. C.G. Th. Van de Weerd ontbreekt en heeft hij verzocht deze pleitnotitie hem alsnog te doen toekomen. Overigens bevindt zich in het dossier nog een brief, gedateerd van 23 juli 2007, dat de stukken aan de raadsman zijn verzonden. Op voornoemde brief van de raadsman van 19 juli 2007 bevindt zich een notitie van een medewerker van de griffie met onder meer de volgende inhoud:
" 24/7 advo. gebeld; pleitnotitie van mr. v/d Weerd zat niet in het dossier. Hoeft niet opgevraagd te worden voor mr. Spong."
Niet blijkt uit het dossier dat na 24 juli (2007) nog enige activiteit is verricht ter opsporing van de pleitnotitie. Twee dagen later, op 26 juli 2007, is de schriftuur houdende onderhavige klacht binnengekomen. De termijn voor het indienen van een schriftuur liep overigens af op 20 augustus 2007.
3.3. Aldus wordt in cassatie geklaagd dat de pleitnotitie ontbreekt, terwijl op een niet veel eerder gelegen, meer aangewezen moment door de raadsman is afgezien van de mogelijkheid het verzuim alsnog te trachten te herstellen.(2) Op grond van het hiervoor weergegevene, waarbij ik met name verwijs naar de inhoud van de notitie van de griffiemedewerker, concludeer ik dat verdachte bij het cassatiemiddel geen belang heeft.(3)
4. Omdat verdachte geen belang heeft bij het enige voorgestelde middel is het cassatieberoep mijns inziens niet ontvankelijk.
5. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Verdachte werd in tweede aanleg vertegenwoordigd door mr. C.G. Th. Van de Weerd. In het dossier bevindt zich een brief van haar hand van 2 mei 2007 met de mededeling dat zij zich terugtrekt als raadsvrouw van cliënt en dat cliënt zijn belangen in de cassatieprocedure door mr. Spong zal laten behartigen. Tevens bevindt zich in het dossier een brief van mr. G. Spong van 28 februari 2007 dat hij als raadsman in cassatie optreedt.
2 Vgl. HR 17 juni 2008, LJN BC9452.
3 Vgl. HR 13 mei 2008, LJN BC6825 en HR 15 februari 2005, NJ 2005, 384, waarin het ontbreken van de pleitnota tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak leidde omdat het verzuim onherstelbaar was.