ECLI:NL:PHR:2008:BF0756
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Machielse
- Rechtspraak.nl
Intrekking van hoger beroep en de gevolgen voor de bevoegdheid van het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de intrekking van een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen een veroordeling door de Politierechter te Groningen. De verdachte was op 4 juli 2006 door het Gerechtshof te Leeuwarden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. De advocaat van de verdachte, Mr. D.C. Keuning, heeft op 15 juni 2006, vijf dagen voor de zitting, het hoger beroep ingetrokken. Dit werd bevestigd door een akte van intrekking die aan de cassatieschriftuur was toegevoegd. Het Hof heeft de zaak echter behandeld, ondanks de intrekking, wat leidde tot de vraag of het Hof bevoegd was om een uitspraak te doen.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet langer bevoegd was om op het aangewende rechtsmiddel een beslissing te nemen, aangezien het hoger beroep door de intrekking niet langer voor hoger beroep vatbaar was. De Hoge Raad benadrukt dat de intrekking van het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze was gedaan, conform de wettelijke bepalingen. De Hoge Raad concludeert dat het middel slaagt en vernietigt de bestreden uitspraak, waarbij het de zaak zelf afdoet door te verstaan dat het ingestelde hoger beroep is ingetrokken.
Deze uitspraak onderstreept het belang van de juiste procedure bij het intrekken van rechtsmiddelen en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de gerechtshoven. De Hoge Raad bevestigt dat een intrekking van een hoger beroep leidt tot een verlies van de bevoegdheid van het Hof om over de zaak te oordelen, ongeacht of het Hof op de hoogte was van de intrekking tijdens de behandeling van de zaak.