1. Van de genoemde feiten worden enkele vastgesteld in rov. 3.1 van het tussenvonnis d.d. 8 december 2003 van het Gerecht in Eerste Aanleg.
2. Bij het verzoekschrift waarmee de procedure bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen wordt ingeleid, is als prod.1 een op zichzelf onbestreden gebleven overzicht van de verstrekte leningen gevoegd.
3. Zie in dit verband prod. 2 bij het in voetnoot 2 genoemde verzoekschrift in samenhang met prod. 8 bij de conclusie van repliek, het besluit d.d. 9 januari 1980 van het Bestuurscollege voor het ter leen verstrekken van een geldbedrag aan [eiseres]. In het op de achterzijde van die productie afgedrukte artikel 3 lid 3 wordt gesproken van een verplichting tot het maken van een begin van terugbetalen binnen één jaar na het beëindigen van de studie.
4. De Stichting is door het Eilandgebied Curaçao eind 1990 opgericht en heeft onder meer tot doel: "het op basis van de desbetreffende publiekrechtelijke verordeningen toekennen van studiefinancieringsfaciliteiten aan ingezetenen van het Eilandgebied Curaçao alsmede het verstrekken, beheren en innen van verstrekte studieleningen en het aantrekken van de daarvoor benodigde middelen, zomede al hetgeen daarmede verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn." Zie prod. II bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg.
5. De omstandigheden zijn ontleend aan een bijlage bij de memorie van grieven, waarin de feitelijke grondslag voor het beroep van [eiseres] op rechtsverwerking is weergegeven. Genoemde omstandigheden komen ook voor in de opsomming van de 'overige' verweren van [eiseres] in rov. 4.2 van het vonnis d.d. 8 december 2003 van het GEA.
6. Het besluit is op last van het GEA door SSC bij akte d.d. 22 september 2003 in het geding gebracht. Het besluit kent de volgende overweging: "dat het wenselijk is dat mede in verband met de oprichting van de Stichting Studiefinanciering Curaçao alsmede in verband met het optimaliseren van het functioneren van voornoemde stichting de vorderingen van het Eilandgebied vanwege verleende studiefinanciering vóór het studiejaar 1991-1992 over te dragen aan de Stichting Studiefinanciering Curaçao."
7. [Eiseres] heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba verzocht haar toe te staan van het tussenvonnis d.d. 8 december 2003 tussentijds in hoger beroep te komen. Dat verzoek is echter door het Hof bij vonnis d.d. 8 juli 2004 afgewezen.
8. Deze uitspraak heeft SSC, gevolggevend aan een toezegging op een comparitie van partijen, bij brief van 23 augustus 2004 in kopie aan het GEA toegezonden. De uitspraak gaat over de vraag of Adriaens, aan wie door het Eilandgebied Curaçao een studielening voor een studie aan de Landbouwhogeschool te Wageningen was verstrekt, er op heeft mogen vertrouwen dat van hem geen terugbetaling van het ter leen verstrekte geld zou worden gevorderd. Het Hof beantwoordt de vraag ontkennend, daartoe onder meer overwegende dat dat wat ambtenaren op voorlichtingsbijeenkomsten hebben opgemerkt over eventuele kwijtschelding niet meer dan inlichtingen over regels inhield en niet een het Eilandgebied bindende toezegging vormde.
9. Zie in dit verband A.B. Rijn, Staatsrecht van de Nederlandse Antillen, 1999, blz. 326: "Land en Eiland-gebieden bezitten rechtspersoonlijkheid en beschikken in die hoedanigheid over dezelfde privaatrechtelijke rechten, plichten en bevoegdheden als andere natuurlijke en rechtspersonen."
10. De memorie van toelichting treft men aan als prod. 7 bij de conclusie van repliek in eerste aanleg.
11. Zie ook de brief d.d. 23 augustus 2000,waarmee het Bestuurscollege het voorstel voor het besluit aan de Eilandsraad wordt toegezonden. Een kopie van die brief is in appel in het geding gebracht bij brief d.d. 24 augustus 2006 aan het Hof.
12. In deze akte verklaart het Eilandgebied, vertegenwoordigd door de Gezaghebber, onder verwijzing naar het Besluit d.d. 29 september 2000 van de Eilandsraad aan SSC over te dragen: "alle ten tijde van de ondertekening van de akte bestaande vorderingen en rechten van het Eilandgebied wegens studiefinanciering welke door het Eilandgebied Curaçao vòòr het studiejaar 1991-1992 is verleend krachtens Eilandsverordening studiebeurzen en -leningen (AB 1979 nr. 29) ......... alsmede alle ten tijde van de ondertekening van deze akte bestaande vorderingen en rechten die steunen op verleende studieleningen onder borgstelling, plaatselijke studiebeurzen en alle ten tijde van de ondertekening van deze akte bestaande vorderingen wegens toegekende overtocht- en uitrustingskosten."
13. Zie Asser-Beekhuis-Mijnssen-De Haan, 3-I, 1985, nr. 367 en Asser-Mijnssen-De Haan, 3-I, 1992, nr. 356; Pitlo-Brahn, Zakenrecht, 1987, blz. 212. In gelijke zin wordt geoordeeld over artikel 3:94 BWNA. Zie: Asser-Mijnssen-De Haan- Van Dam-Ploeger, 3-I, 2006, nr. 275; W.H.M. Reehuis, Levering, Mon. NBW, nr. B6b, 2004, nr. 74.
14. De akte van cessie d.d. 1 juli 2004 is door [eiseres] zelf in het geding gebracht bij haar memorie van grieven van 19 maart 2006. Hoe zij van die akte kennis heeft genomen, blijft onverklaard.
15. Omdat het gaat om een overdracht na 1 januari 2001, is op die overdracht artikel 3:94 lid 1 BWNA van toepassing. Ander dan onder de artikelen 635 en 662 BWNA(oud), is voor de overgang van een vordering op naam naar een ander op grond van overdracht mede vereist dat de levering aan de ander is meegedeeld.
16. Deze bijzondere omstandigheid deed zich niet voor in de zaak SSC/Adriaanse, waarop het hierboven in 1.4.3 genoemde vonnis d.d. 28 september 1999 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba betrekking heeft.