ECLI:NL:PHR:2008:BF5062
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Knigge
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens persoonsverwisseling in het strafrecht
In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een veroordeling die is uitgesproken door de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam op 7 december 2006. De aanvrager is destijds veroordeeld voor valsheid in geschrift en opzetheling, waarbij hij een gevangenisstraf van vier weken kreeg opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk. De aanvrager stelt dat hij niet de persoon is die op 10 november 2006 in de tram te Rotterdam is aangehouden, maar dat er sprake is van persoonsverwisseling. Ter onderbouwing van deze stelling zijn verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een werkgeversverklaring en een verklaring van een neef van de aanvrager die aangeeft dat hij zich op die datum heeft voorgedaan als de aanvrager.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de overgelegde stukken, waaronder de werkgeversverklaring, het ernstige vermoeden doen ontstaan dat de aanvrager niet de persoon is die de feiten heeft begaan waarvoor hij is veroordeeld. De aanvrager was op het moment van de aanhouding aan het werk in Delfzijl, wat in strijd lijkt te zijn met de verklaring van de aangehouden persoon. De identiteit van de aangehouden persoon is niet gecontroleerd, wat de mogelijkheid van persoonsverwisseling versterkt.
De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling mogelijk onterecht is geweest. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige identificatie en het voorkomen van onterechte veroordelingen in het strafrecht. De zaak illustreert ook de rol van bewijsstukken in herzieningsprocedures en de noodzaak om de feiten grondig te onderzoeken voordat een definitieve uitspraak wordt gedaan.