ECLI:NL:PHR:2008:BF5062

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10119 H
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens persoonsverwisseling in het strafrecht

In deze zaak gaat het om een herzieningsaanvraag van een veroordeling die is uitgesproken door de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam op 7 december 2006. De aanvrager is destijds veroordeeld voor valsheid in geschrift en opzetheling, waarbij hij een gevangenisstraf van vier weken kreeg opgelegd, waarvan twee weken voorwaardelijk. De aanvrager stelt dat hij niet de persoon is die op 10 november 2006 in de tram te Rotterdam is aangehouden, maar dat er sprake is van persoonsverwisseling. Ter onderbouwing van deze stelling zijn verschillende bewijsstukken overgelegd, waaronder een werkgeversverklaring en een verklaring van een neef van de aanvrager die aangeeft dat hij zich op die datum heeft voorgedaan als de aanvrager.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de overgelegde stukken, waaronder de werkgeversverklaring, het ernstige vermoeden doen ontstaan dat de aanvrager niet de persoon is die de feiten heeft begaan waarvoor hij is veroordeeld. De aanvrager was op het moment van de aanhouding aan het werk in Delfzijl, wat in strijd lijkt te zijn met de verklaring van de aangehouden persoon. De identiteit van de aangehouden persoon is niet gecontroleerd, wat de mogelijkheid van persoonsverwisseling versterkt.

De Hoge Raad heeft de aanvrage gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling mogelijk onterecht is geweest. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige identificatie en het voorkomen van onterechte veroordelingen in het strafrecht. De zaak illustreert ook de rol van bewijsstukken in herzieningsprocedures en de noodzaak om de feiten grondig te onderzoeken voordat een definitieve uitspraak wordt gedaan.

Conclusie

Nr. 07/10119 H
Mr. Knigge
Zitting: 30 september 2008
Conclusie inzake:
[aanvrager]
1. Aanvrager van herziening is bij uitspraak van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 7 december 2006 wegens 1. en 2. de voortgezette handeling van: "Valsheid in geschrift" en "Opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst" en 3. "Opzetheling", bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden, nu de dagvaarding om op die terechtzitting te verschijnen in persoon is uitgereikt op 10 november 2006 om 13.01 uur aan degene die op die dag om 00.23 uur als verdachte is aangehouden en verhoord.
2. De herzieningsaanvrage is namens aanvrager ingediend door mr. P.A.J. Mulders, advocaat te Groningen.
3. Op 10 november 2006 is een persoon in de tram in Rotterdam aangehouden omdat deze persoon gebruik maakte van een vervalste ov-weekkaart. De aangehouden persoon heeft bekend de ov-kaart te hebben gekocht bij een vriend van hem en dat hij zijn eigen pasfoto daarop heeft aangebracht.
4. De identiteit van de aangehouden persoon is niet gecontroleerd, althans daarvan blijkt niet. Wel kan uit het opgemaakte proces-verbaal van verhoor worden opgemaakt dat de RET-controleur van oordeel was dat de adresgegevens die de aangehouden persoon had opgegeven niet klopten. Volgens de RET-controleur (die kennelijk de GBA had geraadpleegd) woonde de aangehouden persoon in [plaats A]. Tegenover de politie verklaarde de aangehoudene dat dit zijn oude adres was. Hij verklaarde thans in [plaats B] te wonen en daar bij een Boekenclub te werken.
5. Het verhoor van de aangehouden persoon vond op 10 november 2006 om 08.35 uur plaats. De inleidende dagvaarding werd hem diezelfde dag om 13.01 uur in persoon uitgereikt.
6. De aanvrage steunt op de stelling dat er sprake is van persoonsverwisseling, nu de aanvrager niet de persoon is geweest die de in het bovengenoemde vonnis bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
7. Ter staving van deze stelling zijn bij de aanvrage onder meer de volgende stukken overgelegd:
- een verklaring van de werkgever [A] BV te Delfzijl, inhoudende dat aanvrager op 10 november 2006 werkzaamheden heeft verricht op het kantoor te Delfzijl van 08.30 uur tot 12.30 uur, ondertekend door [betrokkene 1] van Personeel & Organisatie;
- een handgeschreven en ondertekende brief van (kennelijk) de neef van aanvrager, [naam], waarin gelezen zou kunnen worden dat hij bekent dat hij degene is geweest die zich op 10 november 2006 heeft bediend van de naam van zijn neef, aanvrager.
8. De genoemde werkgeversverklaring wordt ondersteund door een zichbij de stukken bevindende arbeidsovereenkomst, die is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande 8 november 2006. Volgens die op 7 december 2006 ondertekende overeenkomst woonde de aanvrager in [plaats A].
9. Daarnaast heeft de aanvrager een verklaring overgelegd van [betrokkene 3], trainer Coach BV [B].(1) Daaruit kan worden opgemaakt dat aanvrager de training heeft bijgewoond die op 9 november 2006 om 17.00 uur is aangevangen. Dat sluit niet uit dat hij in de vroege ochtend van 10 november 2006 in Rotterdam is geweest.(2) Maar het is op grond daarvan wel weinig waarschijnlijk dat hij op die tijd in Rotterdam gebruik maakte van het openbaar vervoer. In elk geval is dit gegeven niet te rijmen met de verklaring die de aangehouden persoon tegenover de politie aflegde, namelijk dat hij de vervalste OV-kaart op donderdagmiddag 9 november 2006 op het station in [plaats B] van een Marokkaanse jongen had gekocht en dat hij daarna naar zijn huis is gegaan om de kaart te vervalsen.
10. Voorts bevindt zich in het aan de Hoge Raad toegezonden dossier nog een arbeidsovereenkomst tussen de hiervoor genoemde werkgever en aanvrager, met daarop een handtekening van aanvrager. Die handtekening komt ook voor op de bij de aanvrage gevoegde kopie van de identiteitskaart van aanvrager. Die handtekeningen vertonen enige gelijkenis met de handtekeningen die onder en in de kantlijn van het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 10 november 2006 te 08.35 uur en op de akte van uitreiking van de inleidende dagvaarding staan, met name omdat de voornaam "[naam]" leesbaar en voluit wordt weergegeven. Dat zegt echter niet veel omdat de aangehouden persoon getracht kan hebben de handtekening van aanvrager na te maken of althans een handtekening te produceren die voor die van de verzoeker zou kunnen doorgaan.(3) Identiek zijn de handtekeningen niet.
11. De overgelegde bewijsstukken, meer in het bijzonder de verklaring van de werkgever dat aanvrager ten tijde van het uitreiken van de dagvaarding in Rotterdam in Delfzijl aan het werk was, doen het ernstige vermoeden ontstaan dat een andere persoon zich heeft bediend van de personalia van aanvrager en dat de Politierechter, bij bekendheid daarmee, aanvrager zou hebben vrijgesproken.
12. Ik concludeer dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Volgens de website van de BV [B] kwam aanvrager in het seizoen 2007-2008 (kort) uit voor Jong BV [B].
2 Volgens de aanvrage werd de aangehouden persoon op 10 november om 00.23 uur door de RET-controleur gesnapt. Vgl. ook het proces-verbaal van aanhouding. Diens verhoor als verdachte vond die dag om 08.35 uur plaats.
3 Om dezelfde reden zegt weinig dat de handtekening onder het briefje met de bekentenis van de neef verschilt van de handtekeningen die de aangehouden persoon op het politiebureau produceerde. Dat past ook bij de mogelijkheid dat de neef heeft geprobeerd aanvragers handtekening na te maken.