ECLI:NL:PHR:2008:BG0970
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Schipper
- Rechtspraak.nl
Grondslagverlating en meldingsplicht bij oprichting inrichting voor motorvoertuigen
In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte, die een autohandelsbedrijf exploiteert, zich heeft gehouden aan de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 6 van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. De verdachte heeft op of omstreeks 1 oktober 2004 een inrichting opgericht zonder dit ten minste vier weken van tevoren aan het bevoegd gezag, de gemeente Veendam, te melden. De verdachte heeft verklaard dat hij contact heeft opgenomen met de gemeente en hen op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen om te verhuizen, maar dat de daadwerkelijke verhuizing pas zou plaatsvinden na het verkrijgen van een vergunning.
Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het geen aanleiding zag om aan de verklaring van de verdachte te twijfelen. Het Hof oordeelde dat de verdachte, door de gemeente te informeren over zijn plannen, voldoende melding had gemaakt, ook al was deze melding niet schriftelijk gedaan. De Procureur-Generaal heeft in cassatie betoogd dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten door de term 'gemeld' onjuist uit te leggen.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de vrijspraak van de verdachte niet kan worden getoetst in cassatie, omdat het aan de feitenrechter is om de verklaringen van de verdachte te waarderen. De Procureur-Generaal heeft geen gronden gevonden om het bestreden arrest te vernietigen, en concludeert dat het beroep moet worden verworpen. De zaak illustreert de complexiteit van de meldingsplicht in het milieurecht en de interpretatie van wettelijke bepalingen door de rechter.