ECLI:NL:PHR:2008:BG1237
Parket bij de Hoge Raad
- J. Spier
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij
In deze zaak, die zich richt op een onrechtmatige overheidsdaad, hebben de eisers, bestaande uit drie varkenshouders, een klacht ingediend tegen de Staat der Nederlanden. De kern van het geschil betreft de juistheid van de registratie van varkensrechten in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij. De eisers stellen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de wet vast te stellen zonder hen te voorzien van een integrale schadevergoeding. Dit zou in strijd zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak is behandeld in cassatie, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de vraag of de eisers belang hebben bij hun klacht, gezien de intrekking van de wet waar het geschil om draait.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de zaak zich leent voor een verkorte conclusie, omdat de eisers geen belang meer hebben bij hun cassatieberoep. De rechtsvraag die door de eisers is opgeworpen, betreft een inmiddels ingetrokken wet, waardoor verdere bespreking niet bijdraagt aan de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. In de eerdere procedure in appèl was de vraag of de Staat onrechtmatig had gehandeld door de wet vast te stellen zonder schadevergoeding voor de eisers. Het Hof 's-Gravenhage oordeelde dat de wet de gebruiksmogelijkheden van de grondgebonden mestproductierechten van de eisers beperkte, maar dat er geen sprake was van een 'excessive burden'.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de oordelen van het Hof niet bestreden worden in cassatie en dat deze oordelen zelfstandig de afwijzing van de vordering kunnen dragen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de eisers wegens gebrek aan belang, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen.