ECLI:NL:PHR:2008:BG1237

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/132HR
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • J. Spier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij

In deze zaak, die zich richt op een onrechtmatige overheidsdaad, hebben de eisers, bestaande uit drie varkenshouders, een klacht ingediend tegen de Staat der Nederlanden. De kern van het geschil betreft de juistheid van de registratie van varkensrechten in het kader van de Wet herstructurering varkenshouderij. De eisers stellen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de wet vast te stellen zonder hen te voorzien van een integrale schadevergoeding. Dit zou in strijd zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De zaak is behandeld in cassatie, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de vraag of de eisers belang hebben bij hun klacht, gezien de intrekking van de wet waar het geschil om draait.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de zaak zich leent voor een verkorte conclusie, omdat de eisers geen belang meer hebben bij hun cassatieberoep. De rechtsvraag die door de eisers is opgeworpen, betreft een inmiddels ingetrokken wet, waardoor verdere bespreking niet bijdraagt aan de rechtsontwikkeling of rechtseenheid. In de eerdere procedure in appèl was de vraag of de Staat onrechtmatig had gehandeld door de wet vast te stellen zonder schadevergoeding voor de eisers. Het Hof 's-Gravenhage oordeelde dat de wet de gebruiksmogelijkheden van de grondgebonden mestproductierechten van de eisers beperkte, maar dat er geen sprake was van een 'excessive burden'.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de oordelen van het Hof niet bestreden worden in cassatie en dat deze oordelen zelfstandig de afwijzing van de vordering kunnen dragen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de eisers wegens gebrek aan belang, wat betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling zal nemen.

Conclusie

C07/132HR
mr J. Spier
Zitting 17 oktober 2008
Conclusie Inzake
[Eiser 1],
[Eiser 2]
[Eiser 3]
(hierna afzonderlijk te noemen: [eiser 1] respectievelijk [eiser 2] en [eiser 3] en gezamenlijk: [eisers])
tegen
Staat der Nederlanden
1. Deze zaak leent zich voor een verkorte conclusie omdat [eisers] belang missen bij hun klacht in het tijdig ingestelde cassatieberoep. Bespreking daarvan levert evenmin een zinvolle bijdrage aan de rechtsontwikkeling of rechtseenheid omdat de (enige) door het middel aan de orde gestelde rechtsvraag betrekking heeft op een inmiddels ingetrokken wet (Wet herstructurering varkenshouderij).
2. Inzet van de procedure was in appèl nog slechts de vraag of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de Whv vast te stellen zonder in dat kader voor [eisers] te voorzien in voor hen integrale vergoeding van de schade (rov. 1.9 van 's Hofs arrest). Aan deze vordering is ten grondslag gelegd dat zij varkensrechten hadden althans dat hen deze rechten in strijd met art. 1 Eerste Protocol EVRM integraal zijn ontnomen (rov. 1.10).
3. Volgens het in cassatie bestreden arrest van het Hof 's-Gravenhage van 21 december 2006 heeft het Hof ten aanzien van [eiser 2] en [eiser 3] geoordeeld dat de Whv hun gebruiksmogelijkheden van grondgebonden mestproductierechten beperkt. Van een "excessive burden" is evenwel geen sprake (rov. 6.1). [Eiser 1] had op de peildatum nog geen mestproductierechten zodat van een regulering, laat staan ontneming geen sprake is (rov. 6.2).
4. 's Hofs hiervoor genoemde oordelen worden in cassatie niet bestreden. Zij kunnen de afwijzing van de vordering zelfstandig dragen, zoals ook de Staat in zijn s.t. - door mr Duysens terecht niet bestreden - opmerkt (s.t. mr Scheltema onder 2.20 e.v.). Het middel richt zijn pijlen immers slechts op rov. 5.1 waar de problematiek van ontneming van eigendom aan de orde wordt gesteld.
5. Evenmin wordt bestreden de afhandeling in rov. 7 van het beroep op gewekte verwachtingen of toezeggingen.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers] wegens gebrek aan belang.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal