ECLI:NL:PHR:2008:BG3719
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase met betrekking tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2008 uitspraak gedaan over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De zaak betreft een verzoeker die door het gerechtshof te Leeuwarden op 20 juli 2006 was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 37.834,86 aan de Staat, als ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepplantage. Verzoeker heeft op 1 augustus 2006 beroep in cassatie ingesteld, waarbij de stukken op 13 september 2006 tijdig bij de Hoge Raad zijn ingediend. Echter, de behandeling van de zaak door de Hoge Raad vond pas plaats op 2 september 2008, meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat er geen ambtshalve gronden waren gevonden om de beslissing van het gerechtshof te vernietigen, en dat het beroep van verzoeker moest worden verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de betrokken partijen.