08/00658
Mr L. Strikwerda
Parket, 21 nov. 2008
Edelhoogachtbaar College,
1. Deze zaak betreft een verzoek tot wijziging van bij rechterlijke uitspraak vastgestelde kinder- en partneralimentatie. In cassatie gaat het om de vraag of sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 1:401 lid 1 BW.
2. De feiten waarvan in cassatie dient te worden uitgegaan, treft men aan in r.o. 1 t/m 8 van de bestreden beschikking. Voor zover thans nog van belang komen zij op het volgende neer.
(i) Uit het huwelijk van partijen, hierna: de man en de vrouw, zijn geboren [kind 1], hierna: [kind 1], op [geboortedatum] 1990, en [kind 2], hierna: [kind 2], op [geboortedatum] 1998.
(ii) Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, is op 14 mei 2003 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze beschikking is op 6 juni 2003 in het daartoe bestemde register ingeschreven.
(iii) Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 8 juli 2003 is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2003 ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] Euro 483,- per kind per maand aan kinderalimentatie moet voldoen.
(iv) Bij beschikking van het gerechtshof te Arnhem is bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2003 ten behoeve van de vrouw Euro 926,60 per maand aan partneralimentatie moet voldoen.
(v) Als gevolg van de wettelijke indexeringen bedraagt de kinderalimentatie per 1 januari 2007 Euro 505,- per kind per maand en de partneralimentatie Euro 968,- per maand.
(vi) Op 20 november 2003 is de man gehuwd met [betrokkene 1], hierna: [betrokkene 1].
(vii) [Betrokkene 1] heeft kinderen uit eerdere huwelijken, onder wie [kind 3], hierna: [kind 3], geboren op [geboortedatum] 1985, en [kind 4], hierna: [kind 4], geboren op [geboortedatum] 1988.
(viii) Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 5 december 2005 is met ingang van 1 september 2005 ten behoeve van [kind 3] en [kind 4] een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie opgelegd van Euro 60,- per maand ten laste van hun vader, [betrokkene 2]. De bijdrage is ten aanzien van [kind 3] op 16 oktober 2006 vervallen, aangezien hij met ingang van die datum de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
3. De man heeft op 1 juni 2006 bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de beschikking van de rechtbank van 8 juli 2003 en de beschikking van het gerechtshof Arnhem van 9 maart 2004 in dier voege dat - kort gezegd - de kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1] en [kind 2] op een lager bedrag wordt vastgesteld en de partneralimentatie ten behoeve van de vrouw op nihil, althans op een lager bedrag.
4. Nadat de vrouw verweer had gevoerd, heeft de rechtbank, die van oordeel was dat sprake is van gewijzigde omstandigheden, de bedoelde beschikkingen gewijzigd en voor de periode van 1 juni 2006 tot 16 oktober 2006 de kinderalimentatie bepaald op Euro 291,- per kind per maand en de partneralimentatie op Euro 690,- per maand, en met ingang van 16 oktober 2006 de kinderalimentatie bepaald op Euro 334,- per kind per maand en de partneralimentatie op Euro 696,- per maand.
5. De man is van de beschikking van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden. De vrouw stelde incidenteel hoger beroep in.
6. Bij beschikking van 14 november 2007 heeft het hof in het principaal en in het incidenteel beroep de beschikking van de rechtbank vernietigd en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de man alsnog afgewezen, zulks op de grond dat sinds de beschikkingen waarvan wijziging wordt verzocht een in rechte relevante wijziging van omstandigheden zich niet heeft voorgedaan. Daartoe overwoog het hof onder meer:
"12. Door de man is aangevoerd dat zijn financiële situatie is gewijzigd aangezien zijn nieuwe partner als gevolg van de beschikking van 5 december 2005 minder alimentatie ontvangt ten behoeve van [kind 4] en [kind 3]. Hun behoefte is gestegen, maar de alimentatieverplichting van hun eigen vader is tengevolge van voornoemde beschikking gedaald van Euro 175,- naar Euro 60,- per kind per maand. (...).
13. De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd weersproken. Zij heeft gesteld dat de beschikking van 5 december 2005 geen gewijzigde omstandigheid vormt die meebrengt dat de alimentatieverplichting van de man opnieuw beoordeeld dient te worden, aangezien de rechtbank in voornoemde beschikking uitdrukkelijk en expliciet rekening heeft gehouden met de bestaande financiële verplichtingen van de man ten opzichte van de vrouw, [kind 1] en [kind 2]. (...).
14. Op grond van de Tremanormen wordt ontvangen kinderalimentatie niet tot (gezins)inkomen gerekend, tenzij wordt aangetoond dat de bijdrage de behoefte van de kinderen te boven gaat. Nu hiervan niet is gebleken is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de wijziging in de ontvangen kinderalimentatie voor [kind 4] en [kind 3] geen wijziging van omstandigheden is die een hernieuwde beoordeling van de alimentatie rechtvaardigt."
7. De man is tegen de beschikking van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
8. Het middel keert zich tegen r.o. 14 van de beschikking van het hof en klaagt dat deze overweging rechtens onjuist, althans onbegrijpelijk is, aangezien het hof heeft miskend dat door de beschikking van 5 december 2005 de bijdrage die wordt ontvangen ten behoeve van [kind 3] en [kind 4] is verlaagd en dat de man door die verlaging, nu de feitelijke kosten voor deze kinderen zelf niet zijn gewijzigd en hun behoefte, zoals de man heeft aangevoerd, is gestegen, meer (gezins)lasten heeft gekregen.
9. Art. 1:401 lid 1 BW bepaalt dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak kan worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Niet elke wijziging van omstandigheden is dus voldoende; het moet gaan om een relevante wijziging van omstandigheden, dat wil zeggen een zodanige wijziging dat de oorspronkelijk uitspraak niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet (zie bijv. HR 5 november 1999, NJ 2000, 22). Die wettelijke maatstaven betreffen de behoefte van de tot onderhoud gerechtigde en de draagkracht van de tot onderhoud verplichte (art. 1:397 lid 1 BW). De draagkracht van de alimentatieplichtige wordt bepaald door enerzijds de financiële middelen waarover hij beschikt dan wel redelijkerwijze kan beschikken en anderzijds de lasten die hij daaruit te bestrijden heeft (vgl. Asser-De Boer, 2006, nr. 624).
10. Het bestreden oordeel van het hof komt erop neer dat nu als gevolg van de beschikking van 5 december 2005 niets is gewijzigd in het inkomen van de man (de financiële middelen waarover de man beschikt), er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden.
11. Dit oordeel geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het hof heeft gemeend dat voor het bepalen van de draagkracht van de man alleen diens inkomen van belang is. Het hof heeft in dat geval miskend dat de draagkracht van de alimentatieplichtige niet alleen wordt bepaald door het inkomen van de alimentatieplichtige, maar ook door de lasten die uit dat inkomen moeten worden bestreden.
12. Het oordeel geeft evenzeer blijk van een onjuiste rechtsopvatting voor zover het hof heeft gemeend dat de verlaging van de alimentatie die [kind 3] en [kind 4] van hun vader ontvangen, niet kan leiden tot een lastenverzwaring van de man. Het hof heeft in dat geval miskend dat de man als stiefouder van [kind 3] en [kind 4] onderhoudsplichtig is jegens deze kinderen (art. 1:392 lid 1, aanhef en onder c, jo. art. 1:395 en art. 1:395a lid 2 BW), zodat verlaging van de alimentatie die wordt ontvangen van hun vader, zonder dat hun behoefte aan alimentatie is afgenomen, kan leiden tot lastenverzwaring van de man.
13. Voor zover het hof dit een en ander niet heeft miskend, is het oordeel van het hof onbegrijpelijk. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is immers niet begrijpelijk waarom naar 's hofs oordeel de stelling van de man met betrekking tot de verlaging van de alimentatie die voor [kind 3] en [kind 4] wordt ontvangen, niet kan leiden tot een, als relevante wijziging van omstandigheden aan te merken, lastenverzwaring en daardoor draagkrachtvermindering van de man.
14. Het middel treft derhalve doel, zo al niet in zijn rechtsklacht, dan toch in zijn motiveringsklacht.
De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het gerechtshof Arnhem en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,