ECLI:NL:PHR:2008:BG5801

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13033 H
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Machielse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens het niet hebben van een verzekering voor een motorrijtuig

In deze zaak betreft het een aanvraag tot herziening van een vonnis van de kantonrechter te Utrecht, waarbij de verdachte op 12 juli 2007 was veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De veroordeling was gebaseerd op het feit dat de verdachte als degene aan wie het kenteken was opgegeven voor een motorrijtuig, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) had afgesloten en in stand gehouden. De verdachte heeft geen rechtsmiddel ingesteld tegen dit vonnis.

De aanvraag tot herziening is ingediend door mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, en is gebaseerd op de stelling dat het motorvoertuig met kenteken AA-00-BB op 19 juli 2006 wel verzekerd was. Ter onderbouwing van deze stelling is een verklaring van NN Schadeverzekering Maatschappij N.V. overgelegd, waaruit blijkt dat op de genoemde datum een verzekering van kracht was. Deze verklaring is gedateerd op 10 augustus 2007 en voldoet aan de eisen van artikel 34 WAM.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat, indien de kantonrechter op de hoogte was geweest van deze verklaring, hij de verdachte mogelijk zou hebben vrijgesproken. De Procureur-Generaal stelt voor dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond verklaart en de zaak verwijst naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling, zodat de zaak opnieuw kan worden beoordeeld op basis van de nieuwe informatie.

Conclusie

Nr. 07/13033 H
Mr Machielse
Zitting 30 september 2008
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1. De kantonrechter te Utrecht heeft verdachte bij vonnis op tegenspraak op 12 juli 2007 gewezen voor "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig (voertuig) waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden", veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair tien dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tegen dat vonnis is geen rechtsmiddel ingesteld.
2. Mr. F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, heeft een aanvraag tot herziening van dat vonnis ingediend. De aanvraag berust op de stelling dat de auto met het kenteken [AA-00-BB] op 19 juli 2006 wel verzekerd was. Als bewijsmiddel is bijgevoegd een geschrift gedateerd van 10 augustus 2007, houdende een verklaring ex artikel 34 WAM met als inhoud dat op 19 juli 2006 voor het motorrijtuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB] een verzekering van kracht was welke aan de op die datum door of krachtens de WAM gestelde eisen voldeed. Het geschrift meldt de naam van de verzekeraar en het polisnummer.
3. In de aanvrage wordt gesteld dat verdachte ter terechtzitting van de kantonrechter op 12 juli 2007 zou hebben aangegeven dat hij op 19 juli 2006 wel verzekerd was en dat hij op 26 mei 2007 zijn verzekeraar schriftelijk heeft verzocht dit schriftelijk te bevestigen maar dat hij nog steeds in afwachting was van de brief van de verzekeraar. Op 11 augustus 2007 zou verzoeker de brief van de verzekeraar hebben ontvangen.
4. Het bestaan van een artikel-34-WAMverklaring over de verzekering van de auto op 19 juli 2006 is in verband met de vroegere geleverde bewijzen met de uitspraak niet bestaanbaar. Als de kantonrechter had geweten dat zo een verklaring kon worden afgegeven zou een veroordeling niet in de rede hebben gelegen, zodat het ernstige vermoeden bestaat dat zodanige wetenschap de kantonrechter tot een vrijspraak voor dit feit zou hebben gevoerd.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond zal verklaren, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Utrecht van 12 juli 2007 zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van artikel 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden