ECLI:NL:PHR:2008:BG7047
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Herziening van veroordeling wegens persoonsverwisseling in drugszaken
In deze zaak gaat het om een aanvraag tot herziening van een veroordeling die is uitgesproken door de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem op 6 juli 2006. De aanvraagster, die op 4 juni 2006 op Schiphol is aangehouden, stelt dat zij niet degene is die het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd. De Koninklijke Marechaussee heeft op verzoek van de Officier van Justitie een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de aangehouden persoon. Uit het proces-verbaal blijkt dat de aanvraagster op 12 maart 2007 is gehoord en dat haar identiteit is vastgesteld aan de hand van een Nederlandse identiteitskaart. Echter, het dactyloscopisch signalement van de aanvraagster kwam niet voor in het HAVANK-systeem, wat de mogelijkheid van persoonsverwisseling doet rijzen.
De aanvraag tot herziening is ingediend door mr. E.P.H. van Esser, advocaat te Amsterdam, en berust op de stelling dat een ander dan de aanvraagster het feit heeft begaan. De aanvraagster heeft pas in januari 2007 kennisgenomen van de veroordeling, toen zij een brief van de reclassering ontving. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van een persoonsverwisseling. Dit wordt ondersteund door een beschikking van de Politierechter waarin wordt gesteld dat de vingerafdrukken van de aanvraagster niet in het HAVANK-systeem voorkomen en dat de politiefoto van de aangehouden persoon niet overeenkomt met de aanvraagster.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond moet verklaren en de zaak moet verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Dit is van belang omdat de aanvraagster mogelijk onterecht is veroordeeld voor een feit dat zij niet heeft gepleegd, wat ernstige gevolgen heeft voor haar rechtspositie.