ECLI:NL:PHR:2009:BF0837
Parket bij de Hoge Raad
- B. Bleichrodt
- Rechtspraak.nl
Uitlevering en de toepassing van het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad
In deze zaak gaat het om een uitleveringsverzoek van de Verenigde Arabische Emiraten voor een persoon die verdacht wordt van betrokkenheid bij een gewapende overval op een juwelierswinkel in Dubai op 15 april 2007. De Rechtbank te Haarlem heeft het verzoek op 9 juni 2008 ontoelaatbaar verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor een vermoeden van schuld van de opgeëiste persoon. De Officier van Justitie heeft hiertegen cassatie ingesteld. De Hoge Raad behandelt de vraag of de uitlevering op basis van het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad kan plaatsvinden, waarbij de bepalingen van dit verdrag bepalend zijn voor de uitleveringsprocedure. De Hoge Raad concludeert dat het verdrag als rechtsgrondslag voor uitlevering kan dienen, ook al is er geen vermoeden van schuld aan de feiten waarvoor uitlevering wordt verzocht. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, die hebben vastgesteld dat de uitleveringsrechter niet over de feiten hoeft te oordelen, tenzij er geen sprake kan zijn van schuld. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank niet in stand kan blijven en dat de zaak opnieuw behandeld moet worden, waarbij de opgeëiste persoon moet worden opgeroepen voor de zitting.