ECLI:NL:PHR:2009:BG4260
Parket bij de Hoge Raad
- M. Schipper
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid in hoger beroep en kennisgeving van de zitting
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het hoger beroep van de verdachte, die niet aanwezig was bij de terechtzitting in eerste aanleg. De enkelvoudige strafkamer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage had de verdachte bij arrest van 7 maart 2007 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 28 september 2006. De verdachte was veroordeeld tot een geldboete van € 288,- voor een overtreding van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De advocaat van de verdachte, mr. V. Kortenbach, had cassatie ingesteld en een schriftuur ingediend met één middel van cassatie.
De kern van het geschil betreft de vraag of de verdachte tijdig hoger beroep heeft ingesteld. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het oordeel is dat de raadsman van de verdachte bekend was met de dag van de terechtzitting in eerste aanleg. De brief van de raadsman, gedateerd 29 augustus 2006, biedt onvoldoende bewijs dat de raadsman op de hoogte was van de zitting. De Hoge Raad stelt dat zelfs als de raadsman wel op de hoogte was, dit niet automatisch betekent dat de verdachte ook op de hoogte was, zoals vereist volgens artikel 408, eerste lid aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het middel doel treft en dat de bestreden uitspraak vernietigd dient te worden. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, zodat het hoger beroep opnieuw kan worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige kennisgeving van zittingen en de rechten van de verdachte in het strafproces.