ECLI:NL:PHR:2009:BG5622
Parket bij de Hoge Raad
- A.J. Machielsen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens diefstal met betrekking tot een vermist paspoort
In deze zaak gaat het om de herziening van een veroordeling van de aanvraagster, die op 25 juni 2007 door de politierechter te Dordrecht bij verstek is veroordeeld wegens diefstal, gepleegd op 31 maart 2007 te Gorinchem. De aanvraagster heeft een aanvraag tot herziening ingediend, waarin zij stelt dat een onbekende ander misbruik heeft gemaakt van haar als vermist opgegeven paspoort. De aanvraag is op 19 november 2007 bij de Hoge Raad binnengekomen. De aanvraagster betoogt dat zij ten onrechte is veroordeeld, omdat zij op het moment van de diefstal niet in Gorinchem kon zijn geweest. Dit wordt ondersteund door verklaringen van getuigen die aangeven dat de aanvraagster onder behandeling is voor psychoses en niet in staat is om zelfstandig te functioneren.
De Hoge Raad heeft de bewijsstukken en verklaringen van de aanvraagster en getuigen zorgvuldig bekeken. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verklaringen van de aanvraagster en de getuigen niet het ernstige vermoeden kunnen wekken dat de politierechter, indien hij met de inhoud daarvan bekend zou zijn geweest, de aanvraagster van het haar ten laste gelegde zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de aanvraagster niet de persoon is die op 31 maart 2007 is aangehouden voor diefstal. De aanvraag tot herziening wordt daarom ongegrond verklaard.
De zaak benadrukt de complexiteit van het bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om identiteitskwesties en het gebruik van persoonlijke documenten zoals paspoorten. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak bevestigd dat de bewijslast bij de aanvraagster ligt en dat de aangevoerde verklaringen niet voldoende zijn om de eerdere veroordeling te herzien.