ECLI:NL:PHR:2009:BG5622

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12837 H
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • A.J. Machielsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens diefstal met betrekking tot een vermist paspoort

In deze zaak gaat het om de herziening van een veroordeling van de aanvraagster, die op 25 juni 2007 door de politierechter te Dordrecht bij verstek is veroordeeld wegens diefstal, gepleegd op 31 maart 2007 te Gorinchem. De aanvraagster heeft een aanvraag tot herziening ingediend, waarin zij stelt dat een onbekende ander misbruik heeft gemaakt van haar als vermist opgegeven paspoort. De aanvraag is op 19 november 2007 bij de Hoge Raad binnengekomen. De aanvraagster betoogt dat zij ten onrechte is veroordeeld, omdat zij op het moment van de diefstal niet in Gorinchem kon zijn geweest. Dit wordt ondersteund door verklaringen van getuigen die aangeven dat de aanvraagster onder behandeling is voor psychoses en niet in staat is om zelfstandig te functioneren.

De Hoge Raad heeft de bewijsstukken en verklaringen van de aanvraagster en getuigen zorgvuldig bekeken. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de verklaringen van de aanvraagster en de getuigen niet het ernstige vermoeden kunnen wekken dat de politierechter, indien hij met de inhoud daarvan bekend zou zijn geweest, de aanvraagster van het haar ten laste gelegde zou hebben vrijgesproken. De Hoge Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de aanvraagster niet de persoon is die op 31 maart 2007 is aangehouden voor diefstal. De aanvraag tot herziening wordt daarom ongegrond verklaard.

De zaak benadrukt de complexiteit van het bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om identiteitskwesties en het gebruik van persoonlijke documenten zoals paspoorten. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak bevestigd dat de bewijslast bij de aanvraagster ligt en dat de aangevoerde verklaringen niet voldoende zijn om de eerdere veroordeling te herzien.

Conclusie

Nr. 07/12837 H
Mr Machielse
Zitting 25 november 2008
Conclusie inzake:
[aanvraagster]
1. De politierechter te Dordrecht heeft aanvraagster bij onherroepelijk vonnis van 25 juni 2007 bij verstek veroordeeld wegens diefstal, gepleegd op 31 maart 2007 te Gorinchem, tot een geldboete van € 130,- subsidiair twee dagen hechtenis.
2. Mr. N.C.W. Haesen, advocaat te Dordrecht, heeft namens [aanvraagster] een aanvrage tot herziening ingediend die blijkens het daarop door de griffie geplaatste stempel op 19 november 2007 bij de Hoge Raad is binnengekomen. De aanvrage berust op de stelling dat er sprake van is geweest dat een (onbekende) ander misbruik heeft gemaakt van haar als vermist opgegeven paspoort en haar daarin vermelde personalia, als gevolg waarvan aanvraagster ten onrechte zou zijn veroordeeld.
3. De bewijsmiddelen waaruit deze omstandigheid volgens aanvraagster kan blijken zijn als bijlagen bij de aanvraag gevoegd. Deze betreffen het volgende:
- een proces-verbaal van aangifte van aanvraagster van 14 maart 2007 (07-029532) van vermissing van haar paspoort met nummer NL[...]. Het paspoort zou aanvraagster sinds 11 maart 2007 kwijt zijn;
- een proces-verbaal van politie van 31 maart 2007 (07-036458) inhoudende onder meer dat de op 31 maart 2007 voor diefstal aangehouden persoon zich heeft gelegitimeerd met het paspoort voorzien van nummer NL[...];
- een proces-verbaal van aangifte van aanvraagster d.d. 11 oktober 2007 (PL1820/07-115801) inhoudende aangifte van misbruik van het (oude) paspoort van aanvraagster met nummer NL[...];
- een proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van 18 september 2007 (PL1820/07-036458), inhoudende onder meer en zover hier van belang:
"Ik (...) kan niet met zekerheid zeggen dat [aanvraagster], die zich op mijn verzoek aan het politiebureau Nassauweg te Dordrecht had gemeld, daadwerkelijk dezelfde vrouw is als de vrouw, die op 31 maart 2007, als verdachte van diefstal in Gorinchem werd aangehouden."
- een proces-verbaal van verhoor van getuige van [getuige 1] van 11 oktober 2007 (PL1820/07-115801), inhoudende onder meer en voor zover hier van belang als volgt:
"Op (...) 11 oktober 2007 (...) hoorde ik als getuige een man die opgaf te zijn:
[getuige 1]
(...)
adres: [a-straat 1]
te [plaats A]
Deze verklaarde:
[Aanvraagster] woont bij mijn vrouw en mij in. Zij is onder behandeling bij de Grote Rivieren. Zij lijdt aan psychoses, maar ik ben geen dokter. Ik regel alles voor haar. Ik doe boodschappen voor haar en koop kleding voor haar. Zij kan zelf niets regelen. [Aanvraagster] verblijft de gehele dag bij ons thuis. Zij komt niet verder dan de Aldi en dat is hemelsbreed 200 meter bij ons vandaan. Zij gaat meestal een pakje sigaretten kopen en komt weer terug. Dit is haar routine en dat al jaren zo. Het is dus onmogelijk dat zij in Gorinchem is geweest. Zij verdwaalt al in het centrum van Dordrecht, laat staan dat zij naar een andere plaats zou gaan."
4. Het politiedossier PL1820/07-502199, ingekomen ten parkette van de officier van justitie d.d. 4 april 2007 en betrekking hebbende op de op 31 maart 2007 gepleegde diefstal, bevat onder meer een proces-verbaal van verhoor van de aangehouden verdachte d.d. 31 maart 2007 en een proces-verbaal gegevens van de aangehouden verdachte d.d. 31 maart 2007, beide opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1].
Het proces-verbaal van verhoor van de aangehouden verdachte bevat onder meer:
"Op (...) 31 maart 2007 hoorde ik (...) als verdachte een vrouw die opgaf te zijn:
[aanvraagster]
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats]
adres [a-straat 1]
te [plaats A]
telefoonnummer: [...]"
Het proces-verbaal gegevens van de aangehouden verdachte bevat onder meer de vermelding van de naam [aanvraagster] en als bij die naam vermelde telefoonnummers [...] en 06-[...].
5. Het is een feit van algemene bekendheid dat een (Nederlands) paspoort geen adresgegevens noch telefoonnummers van de persoon op wiens naam het paspoort staat, bevat. Navraag bij de KPN Telefoongids heeft opgeleverd dat de naam [aanvraagster] (plaatsnaam: [plaats A]) geen resultaten oplevert. De KPN Telefoongids geeft ten aanzien van de naam [getuige 1] (adres [a-straat 1], te [plaats A]) op (enkel) het mobiele telefoonnummer 06-[...]. Nu, zoals in de aanvrage wordt gesteld, een ander gebruik zou hebben gemaakt van het door aanvraagster als vermist opgegeven paspoort en bij de gegevens van de op 31 maart 2007 aangehouden persoon bedoelde telefoonnummers staan vermeld, is bij de beoordeling van de aanvrage de vraag gerezen op welke wijze bedoeld mobiel telefoonnummer in het proces-verbaal van 31 maart 2007 terecht is gekomen. Een door verbalisant [verbalisant 1] opgemaakt proces-verbaal van 11 november 2008 met kenmerk PL1820/07-036458 houdt hieromtrent voor zover van belang het volgende in:
"Op verzoek en in opdracht van de Advocaat-Generaal MR. A.J. Machielsen, werd door mij, verbalisant nader onderzoek ingesteld naar de herkomst van het mobiele telefoonnummer 06-[...] (bedoeld moet zijn: 06-[...]; AM), welk is gekoppeld aan de personalia van verdachte:
[aanvraagster] (...)
Door mij, verbalisant, werd het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) geraadpleegd.
Door mij, verbalisant, kan alleen maar worden geconcludeerd dat:
- Het voornoemde mobiele telefoonnummer niet eerder in BPS voorkomt dan 31 maart 2007;
- Het voornoemde mobiele telefoonnummer mij niet ambtshalve bekend voorkomt en
- Het voornoemde mobiele telefoonnummer wel uit de mond van de aangehouden verdachte (moet; AM) zijn opgetekend."
6. In aanmerking genomen dat het mobiele telefoonnummer niet is vermeld in de telefoongids onder de naam van de aanvraagster maar alleen onder naam van [getuige 1], terwijl in de aanvrage onverklaard blijft hoe degene die het paspoort van aanvraagster zou hebben gebruikt op de hoogte kan zijn van het adres en de in het proces-verbaal van verhoor van de aangehoudene vermelde telefoonnummers - in de aanvrage wordt gesteld dat een onbekende ander misbruik heeft gemaakt van het bedoelde paspoort - leidt het vorenweergegevene mijns insziens tot de conclusie dat de namens aanvraagster overgelegde verklaringen, ook in onderlinge samenhang bezien, niet het ernstig vermoeden kunnen wekken dat de politierechter, indien hij met de inhoud daarvan bekend zou zijn geweest, aanvraagster van het haar tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
7. Deze conclusie strekt er derhalve toe dat de Hoge Raad de aanvraag ongegrond zal verklaren.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden