ECLI:NL:PHR:2009:BG9056
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rol van veroordeelde in een Duitse strafzaak en de toepassing van artikel 359a Sv
In deze zaak heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of de rol van de veroordeelde in een Duitse strafzaak als medepleger of medeplichtige moet worden gekwalificeerd. De Rechtbank Groningen had op 9 april 2008 verlof verleend tot de tenuitvoerlegging van de beslissing van het Landgericht Osnabrück, waarbij de veroordeelde was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van zware roof. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde slechts als medeplichtige moest worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat de rol van de veroordeelde, zoals beschreven in het Duitse vonnis, die van medepleger was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten die de buitenlandse rechter aan zijn veroordeling ten grondslag had gelegd en concludeerde dat er sprake was van een gemeenschappelijk plan en een vooraf afgesproken rolverdeling tussen de verdachten.
De verdediging stelde verder dat er onrechtmatigheden waren in het voorbereidend onderzoek door de Duitse autoriteiten, wat zou moeten leiden tot strafvermindering op basis van artikel 359a Sv. De rechtbank verwierp dit verweer, stellende dat de exequaturrechter zich niet kon bemoeien met de beoordeling van de rechtmatigheid van het onderzoek door de buitenlandse autoriteiten. De Hoge Raad bevestigde deze opvatting en oordeelde dat de exequaturrechter bij zijn beslissing uit moest gaan van de veroordeling door de buitenlandse rechter, zonder in te gaan op eventuele onrechtmatigheden in het voorbereidend onderzoek.
De Hoge Raad concludeerde dat de rechtbank de opgelegde straf voldoende had gemotiveerd en dat de middelen van cassatie ongegrond waren. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van de Rechtbank Groningen, waarmee de veroordeling van de veroordeelde in stand bleef.