ECLI:NL:PHR:2009:BH0566
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Jörg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanhoudingsverzoek en aanwezigheidsrecht in strafzaak
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanhoudingsverzoek door het Hof te Amsterdam, waarbij de verzoeker, die wegens ziekte niet kon verschijnen, een verplichting was opgelegd tot betaling van € 5.500,- aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verzoeker had op 3 juli 2006 hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de politierechter, maar op de zitting van 14 februari 2007 was hij niet aanwezig. Zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, verzocht om aanhouding van het onderzoek, omdat de verzoeker griep had en niet kon verschijnen. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het niet was onderbouwd met een medische verklaring.
De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en stelt dat het aan het Hof vrijstond om bewijsstukken of nadere inlichtingen te verlangen voor de beoordeling van het aanhoudingsverzoek. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof de afwijzing van het verzoek niet voldoende heeft gemotiveerd, aangezien het enkel was afgewezen op basis van het ontbreken van een medische verklaring, zonder te onderzoeken of het overleggen van dergelijke gegevens redelijkerwijs van de verzoeker verlangd had kunnen worden.
De Hoge Raad benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de betrokkene, zoals verankerd in artikel 6 van het EVRM, en dat bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat de rechter tot het oordeel komt dat het belang van een behoorlijke strafvordering zwaarder weegt dan het belang van de betrokkene om aanwezig te zijn. In dit geval heeft het Hof echter niet de juiste maatstaf toegepast, wat leidt tot de conclusie dat het middel faalt en het beroep wordt verworpen.