ECLI:NL:PHR:2009:BH1990

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01494
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • mr. Wuisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van koopovereenkomst door beding tot zwart betalen

In deze zaak gaat het om de vraag of een koopovereenkomst, waarbij een deel van de koopprijs 'zwart' zou worden betaald, nietig is wegens strijd met de goede zeden. De verweerster in cassatie heeft in december 2002 haar cateringonderneming verkocht aan de eiser tot cassatie voor een koopprijs van € 65.000,-, maar in het contract werd slechts € 32.500,- vermeld, met de afspraak dat de andere helft 'zwart' zou worden voldaan. In een procedure bij de rechtbank Rotterdam vorderde de verweerster betaling van het bedrag dat volgens haar nog verschuldigd was. De eiser voerde aan dat de koopprijs € 32.500,- was en dat de overeenkomst nietig was indien de koopprijs € 65.000,- zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de koopprijs € 32.500,- was, maar het hof 's-Gravenhage kwam in hoger beroep tot de conclusie dat de koopprijs inderdaad € 65.000,- was, met de afspraak van zwart betalen. Het hof vroeg zich af of de overeenkomst ook zonder deze afspraak tot stand zou zijn gekomen en concludeerde dat dit het geval was. De eiser ging in cassatie, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de koopovereenkomst geldig was, ondanks het beding van zwart betalen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de eiser.

Conclusie

Zaaknummer: 08/01494
mr. Wuisman
Rolzitting: 30 januari 2009
VERKORTE CONCLUSIE inzake:
[Eiser],
eiser tot cassatie,
advocaat: Mr. M.D. Winter;
tegen
[Verweerster],
verweerster in cassatie,
advocaat: Mr. S.M. Kingma.
1. Inleiding
1.1 Medio december 2002 heeft verweerster in cassatie (hierna: [verweerster]) haar cateringonderneming te [plaats] aan eiser tot cassatie (hierna [eiser]) verkocht. Volgens [verweerster] is een koopprijs van € 65.000,- overeengekomen met de afspraak dat in het contract slechts de helft van die prijs zal worden vermeld en de andere helft 'zwart' zal worden voldaan. In het door partijen in februari 2001 getekend contract wordt een bedrag van € 32.500,- als koopprijs vermeld.
1.2 In een in oktober 2003 bij de rechtbank Rotterdam gestarte procedure vordert [verweerster] een veroordeling van [eiser] tot betaling van € 41.000,-, het bedrag dat [eiser] volgens [verweerster] nog aan haar uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is. [Eiser] voert als primair verweer aan dat een koopprijs van € 32.500,- is overeengekomen. Subsidiair stelt zij dat, indien in rechte zou komen vast te staan dat is afgesproken dat de koopprijs € 65.000,- bedraagt en dat de helft daarvan 'zwart' zal worden voldaan, er dan sprake is van een wegens strijd met de wet nietige overeenkomst.
1.3 Na bewijslevering over en weer komt de rechtbank tot de slotsom dat tussen partijen een koopprijs van € 32.500,- is overeengekomen. In appel komt het hof 's-Gravenhage tot een andere waardering van het bewijsmateriaal. In zijn tussenarrest d.d. 31 mei 2007 acht het hof bewezen dat tussen partijen een koopprijs van € 65.000,- is overeengekomen met de afspraak dat de helft daarvan 'zwart' zal worden voldaan. In verband met het beroep van [eiser] op nietigheid van de overeenkomst vanwege deze afspraak, stelt het hof de vraag aan de orde of partijen ook zonder die afspraak een verkoop van de onderneming voor een koopprijs van € 65.000,- zouden zijn overeengekomen. Het hof bepaalt dat eerst [eiser] zich over die vraag bij akte kan uitlaten en daarna [verweerster] Dat gebeurt ook. Mede op grond van de uitlatingen van partijen in de genomen akten komt het hof in zijn eindarrest d.d. 18 december 2007 tot de slotsom, dat de vraag bevestigend kan worden beantwoord. Met in achtneming van artikel 3:41 BW acht het hof tussen partijen een koopovereenkomst van kracht uit hoofde waarvan [eiser] aan [verweerster] een koopprijs van € 65.000,- verschuldigd is. Het hof veroordeelt [eiser] tot betaling van een bedrag van € 41.000, - te vermeerderen met de wettelijke rente.
1.4 [Eiser] komt tijdig in cassatie met een exploot, waarin hij aanzegt cassatieberoep in te stellen tegen het eindarrest en verder twee cassatiemiddelen aanvoert. Hij laat deze cassatiemiddelen niet toelichten. [Verweerster] bestrijdt hen in het kader van de schriftelijke toelichting van haar advocaat. [eiser] heeft geen procesdossier overgelegd.
2 Bespreking van de cassatiemiddelen
2.1 's Hofs oordeel dat het beding van zwart betalen van de helft van de koopprijs niet eraan afdoet dat tussen partijen een koopovereenkomst van kracht is uit hoofde waarvan [eiser] aan [verweerster] een koopprijs van € 65.000,- verschuldigd is, wordt al geheel gedragen door de vaststelling van het hof in rov. 3 van het eindarrest dat [eiser] niet heeft tegengesproken dat ook zonder het beding inzake het gedeeltelijk zwart betalen van de koopprijs een koopovereenkomst met een koopprijs van € 65.000,- zou zijn gesloten. Tot die vaststelling heeft het hof kunnen komen gelet op de erkenning van [eiser] onder 3 van zijn akte dat "de koopovereenkomst wat hem betreft ook zou zijn gesloten zonder zodanig nietig beding". Met die erkenning liet [eiser] zijn verweer van algehele nietigheid van de koopovereenkomst varen. Hierop stranden al de klachten in de twee cassatiemiddelen. Daarbij komt nog dat cassatiemiddel I zich keert tegen het tussenarrest van het hof, dat niet in de aanzegging van het cassatieberoep is betrokken.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden