ECLI:NL:PHR:2009:BH4340
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Bleichrodt
- Rechtspraak.nl
Herziening van veroordeling in geurproefzaak met betrekking tot meerdere inbraken en diefstallen
In deze zaak gaat het om een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank Zutphen, waarbij de aanvrager was veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder diefstal en opzetheling. De aanvraag is ingediend op basis van de stelling dat de geuridentificatieproeven, die in de strafzaak tegen de aanvrager zijn uitgevoerd, niet op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Dit zou betekenen dat de resultaten van deze proeven niet als bewijs kunnen worden gebruikt. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat geurproeven in bepaalde gevallen niet betrouwbaar zijn, vooral als de hondengeleider de volgorde van geurdragers niet kent. Dit roept de vraag op of de Rechtbank, indien zij op de hoogte was geweest van de ondeugdelijkheid van de geurproeven, tot een andere uitspraak zou zijn gekomen.
De Rechtbank Zutphen had in de oorspronkelijke zaak een 'extract vonnis' opgesteld, maar het dossier was niet compleet. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen hoger beroep was ingesteld tegen het vonnis, waardoor er geen aanvullende bewijsstukken beschikbaar waren. De aanvrager is in de eerdere veroordeling onder andere veroordeeld voor een inbraak in een supermarkt, waarbij bloedsporen van de aanvrager zijn aangetroffen in de vluchtauto. De Hoge Raad concludeert dat het wegvallen van de geurproeven in de zaken van de aanvrager het ernstige vermoeden oproept dat de Rechtbank, indien zij bekend was geweest met de ondeugdelijkheid van de proeven, tot vrijspraak zou zijn gekomen voor enkele van de tenlastegelegde feiten.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard voor de feiten die verband houden met de geurproeven en heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De aanvrager is bij vonnis van de Rechtbank te Zutphen van 10 augustus 2004 vrijgesproken van enkele feiten, maar is voor andere feiten veroordeeld tot jeugddetentie. De conclusie van de Hoge Raad is dat de onbetrouwbaarheid van de geurproeven een significante impact heeft op de bewijsconstructie en dat dit moet worden heroverwogen in het licht van de nieuwe informatie.