1 Zie de rov. 3 en 4.1 van het bestreden arrest.
2 Prod. 2 bij de inleidende dagvaarding.
3 In het dossier van [eiser 1] en [eiser 2] bevindt zich een namens [eiser] c.s. ter zitting van 23 mei 2007 overgelegde pleitnota/eiswijziging, die in het dossier van de Gemeente ontbreekt. Uit p. 2, vierde alinea, van het bestreden arrest blijkt dat de raadsvrouwe van [eiser] c.s. zich ter zitting van 23 mei 2007 inderdaad van een pleitnota heeft bediend. Zie echter de schriftelijke dupliek van mr. Duk onder 8, volgens welke mr. Van Geffen ervan zou hebben afgezien een "aanvullende" pleitnota over te leggen.
4 De cassatiedagvaarding is op 6 september 2007 betekend, terwijl het bestreden arrest op 12 juli 2007 is uitgesproken; de cassatietermijn van art. 402 lid 2 jº 339 lid 2 Rv (acht weken) is derhalve in acht genomen.
5 Zie achtereenvolgens de Regeling EWLW 1995 (Stcrt. 1995, 13, nadien gewijzigd), de Regeling EWLW 1996 (Stcrt. 1995, 244, nadien gewijzigd), de Regeling EWLW 1996 en 1997 (Stcrt. 1996, 250, nadien gewijzigd), de Regeling EWLW 1996, 1997 en 1998 (Stcrt. 1997, 249, nadien gewijzigd en uiteindelijk ingetrokken bij de Regeling in- en doorstroombanen voor langdurig werklozen, Stcrt. 1998, 246). Zie over de Regeling EWLW M.J. Toet en N.J. van de Vrie, Besluit Instroom- Doorstroombanen, PS-special nr. 2 (2000), p. 1-2 en 23-28.
6 Stcrt. 1998, 246.
7 Zie de toelichting op de Regeling ID-banen, Stcrt. 1998, 246, onder "Uitbreiding en doorstroombanen", alsmede M.J. Toet en N.J. van de Vrie, Besluit Instroom- Doorstroombanen, PS-special nr. 2 (2000), p. 28-34.
8 Stb. 1999, 591.
9 In de nota van toelichting bij het Besluit ID-banen (Stb. 1999, 591) is op p. 16 vermeld: "In het Regeerakkoord wordt uitsluitend van "doorstroming" gesproken. In feite wordt daarmee op twee bewegingen gedoeld. In de eerste plaats op doorstroom van werknemers binnen de regeling, vanuit instroombanen naar hoger gekwalificeerde doorstroombanen. In de tweede plaats op doorstroom van werknemers uit de regeling naar andere, niet op grond van dit besluit gesubsidieerde reguliere functies in de collectieve, non-profit en marktsector. In het laatste geval is sprake van uitstroom." Zie voorts M.J. Toet en N.J. van de Vrie, Besluit Instroom- Doorstroombanen, PS-special nr. 2 (2000), p. 40-42, 51-53.
10 Wet van 9 oktober 2003, Stb. 2003, 375. Zie voor het tijdstip van inwerkingtreding het Besluit van 10 oktober 2003, Stb. 2003, 386.
11 Art. 2 Invoeringswet Wet werk en bijstand (Wet van 9 oktober 2003, Stb. 376).
12 Zie daarover nader M.J.A.C. Driessen, Aspecten van reïntegratie, arbeidsinschakeling en sanctionering in de Wet werk en bijstand, SMA 2004-5, p. 237.
13 Zie in die zin de schriftelijke toelichting van mr. Garretsen onder 2.1-2.2.
14 Zie onder andere de inleidende dagvaarding onder 1 en 3, de pleitnota in eerste aanleg van mr. De Ploeg, p. 2 en 5, de appeldagvaarding/memorie van grieven onder 3.1 en 4.1 en pleitnota van mr. Van Geffen van 12 januari 2007, p. 1. [eiser 1] en [eiser 2] hebben overigens geen grieven gericht tegen de vaststelling in rov. 1 van het vonnis van de kantonrechter dat "(i)eder van hen (...) een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (heeft)".
15 Zie de pleitnota in eerste aanleg van mr. Holtkamp onder 5, 8-9, 42-43, en de memorie van antwoord onder 3 (en voetnoot 1).
16 Vgl. het advies van de Awb Commissie Personele Aangelegenheden Stadstoezicht van 10 februari 2007, strekkende tot ongegrondverklaring van het mede namens [eiser 1] en [eiser 2] ingediende bezwaarschrift tegen de overplaatsing naar de Dienst Werk en Inkomen. Op p. 2 vermeldt dit advies: "(...) Nu de AVA de arbeidsrechtelijke rechtsverhouding bepaalt en bezwaarden geen ambtenaar zijn in de zin van de Ambtenarenwet, kan tegen de beslissing op bezwaar geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel worden aangewend. Bezwaarden kunnen zich slechts wenden tot de burgerlijke rechter." Bij besluit van 12 februari 2007 heeft de directeur van de Dienst Stadstoezicht dit advies overgenomen en het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Het besluit vermeldt: "Tegen dit besluit kunnen de toezichthouders niet in beroep gaan bij de Bestuursrechter, omdat zij op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn bij de gemeente Amsterdam (...) en zij geen ambtelijke aanstelling hebben. Het besluit kan wel binnen redelijke termijn ter toetsing worden voorgelegd aan de Kantonrechter." In het dossier van de Gemeente zijn genoemd advies en besluit kennelijk abusievelijk als prod. 21 aan de appeldagvaarding/memorie van grieven gehecht, alhoewel zij, gelet op de datering, onmogelijk bij dit processtuk in het geding kunnen zijn gebracht. Op het besluit is overigens aangetekend "(op 11 mei 2007 naar hof)", terwijl in de door mr. De Jong namens de Gemeente gehanteerde pleitnota van 23 mei 2007 onder 3 naar het advies wordt verwezen ("(...) is u toegezonden als productie 21.") In het dossier van [eiser 1] en [eiser 2] ontbreekt het advies; wél wordt de inhoud daarvan in de pleitnota namens [eiser] c.s. van 23 mei 2007 (die zich alleen in het dossier van [eiser 1] en [eiser 2] bevindt; zie in dit verband ook voetnoot 3) besproken (p. 1-4).
17 Pleitaantekeningen onder 4.
18 Overigens geldt in dat geval de door art. 8:81 lid 1 Awb gestelde eis dat sprake is van connexiteit met een bezwaar- of beroepsprocedure.
19 Vgl. de in art. 6 van de arbeidsovereenkomsten genoemde artikelen/onderdelen van het ARA die van overeenkomstige toepassing zijn verklaard.
20 Art. 7 lid 1, aanhef en onder e, Regeling EWLW, zoals gewijzigd bij besluit van 20 december 1996 (Stcrt. 1996, 250; zie ook de toelichting op art. I, onderdeel F, ten eerste, slot), art. 5 lid 4, aanhef en onder b, Regeling ID-banen en art. 6 lid 2, aanhef en onder b, Besluit ID-banen.
21 Zie wat betreft [eiser 1] en [eiser 2] onder andere de inleidende dagvaarding onder 3-4, de appeldagvaarding/memorie van grieven onder 4.2 en de ter zitting van het hof van 12 januari 2007 door mr. Van Geffen overgelegde pleitnota, p. 1.
22 Het vonnis van de kantonrechter omvat in rov. 2, eerste volzin, een overeenkomstige vaststelling. Daartegen zijn in appel geen grieven aangevoerd.
23 Vgl. de ter zitting van de kantonrechter overgelegde pleitnota van mr. De Ploeg p. 4/5, de appeldagvaarding/memorie van grieven onder 2.4, 3.6 en 6.11-6.12 en de ter zitting van het hof van 12 januari 2007 overgelegde pleitnota van mr. Van Geffen, p. 3/4. Overigens is volgens het advies van de Awb Commissie Personele Aangelegenheden Stadstoezicht van 10 februari 2007 (hiervóór in voetnoot 16 genoemd) hoofdstuk 2 van het Besluit spelregels, waarvan art. 2.21 deel uitmaakt, niet aan de orde, omdat de functie van betrokkenen niet verandert of wijzigt. Zie p. 3 van het advies. Zie voorts de pleitnota/wijziging van eis van mr. Van Geffen van 23 mei 2007, p. 1 (zie over die pleitnota voetnoot 3).
24 Vgl. de schriftelijke dupliek van mr. Duk onder 5 (slotzin).
25 Zie H.J. Snijders en A. Wendels, Civiel appel (2003), nr. 302. Overigens blijkt uit de wetgeschiedenis van art. 258 Rv dat de wetgever het wenselijk heeft geacht deze bepaling op te nemen, gelet op het karakter van het kort geding en het ordenende optreden van de president; zie A.I.M. van Mierlo en F.M. Bart, Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, p. 427.
26 Als het arrest ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad zou zijn verklaard, zou de daartegen gerichte klacht bij gebrek aan belang falen, nu de klachten tegen de materiële beslissing van het hof niet opgaan; zie HR 10 december 1943, NJ 1944/1945, 159 (waarnaar wordt verwezen in Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 48).