09/00953
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Parket, 27 maart 2009
Officier van justitie te 's-Hertogenbosch
Deze Bopz-zaak betreft een voorlopige machtiging tot opname en verblijf van verzoeker tot cassatie, hierna: betrokkene(1) in een psychiatrisch ziekenhuis. De problematiek betreft alcoholverslaving.
1. Feiten en procesverloop
1.1 Bij inleidend verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 24 november 2008, heeft de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch de rechtbank verzocht een voorlopige machtiging te verlenen om betrokkene te doen opnemen en te doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoekschrift was een geneeskundige verklaring gevoegd van G.C.M. van den Broek, psychiater, die betrokkene kort tevoren heeft onderzocht maar niet bij de behandeling was betrokken.
1.2 Op 8 december 2008 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden ten huize van betrokkene in aanwezigheid van betrokkene, zijn raadsvrouwe, een vriendin van betrokkene, de psychiater, twee medewerkers van SPV-Bemoeizorg en de crisismedewerker Novadic-Kenton.
1.3 Bij beschikking van 8 december 2008 heeft de rechtbank de verzochte voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden, derhalve eindigende op 8 juni 2009.
1.4 Namens betrokkene is tijdig(2) beroep in cassatie ingesteld.
In cassatie is geen verweer gevoerd.
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1 Het middel bestaat uit twee onderdelen.
Onderdeel 1 is gericht tegen de beoordeling door de rechtbank van de stoornis van de geestvermogens van betrokkene en van de vraag of die stoornis gevaar doet veroorzaken. Dienaangaande heeft de rechtbank op pagina 1 van haar beschikking als volgt overwogen:
"Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is voldoende komen vast te staan:
- dat betrokkene is gestoord in zijn geestesvermogens en dat die stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken. Hij is gediagnosticeerd met een ernstige alcoholafhankelijkheid die leidt tot ernstige problemen. Er is sprake van oordeels- en kritiekstoornissen. Betrokkene gebruikte tot recent grote hoeveelheden alcohol, met als gevolg loopstoornissen, spraakproblemen en valneigingen. Door het overmatig alcoholgebruik heeft zich bij hem een cerebrovasculair accident ontwikkeld, alsmede een pancreatitis. Sinds 2004 is Bemoeizorg betrokken vanwege deze problemen. Het gevaar bestaat met name uit ernstige somatische afwijkingen en zelfverwaarlozing. Betrokkene heeft de neiging sterk te bagatelliseren en zich te onttrekken aan geadviseerde zorg. Hij neigt dan ertoe zichzelf te verwaarlozen. Zijn sociaal netwerk is gekrompen door zijn alcoholmisbruik;"
2.2 Het onderdeel klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat betrokkene is gestoord in zijn geestesvermogens, althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom sprake is van een ingevolge de wet Bopz relevante stoornis, nu de rechtbank niet heeft vastgesteld dat sprake is van een verslaving die gepaard gaat met (andere) psychiatrische stoornissen.
2.3 In zijn beschikking van 23 september 2005(3) heeft de Hoge Raad geoordeeld (rov. 3.3.5) dat alcoholverslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot toepassing van de Wet Bopz kan leiden, tenzij de verslaving gepaard gaat met (andere) psychiatrische stoornissen van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend wordt beïnvloed, dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst(4).
2.4 Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat de psychiater die betrokkene heeft onderzocht als diagnose heeft gesteld: "alcoholabusis". De psychiater heeft als symptomen en gedragingen waaruit kan worden afgeleid dat betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestesvermogens "loopstoornissen, spraakproblemen en valneiging tevens zelfverwaarlozing" vermeld. Bij het psychiatrisch onderzoek heeft de psychiater aangekruist: "psycho-organische storingen door gebruik van middelen (inclusief intoxicatie)".
2.5 Tijdens de mondelinge behandeling heeft de psychiater daaraan nog toegevoegd dat door het alcoholgebruik zich een cerebraal vasculair accident heeft ontwikkeld, met daarbij organisatieprobleempjes. Verder is tijdens de mondelinge behandeling door aanwezigen opgemerkt dat betrokkene oordeels- en kritiekstoornissen heeft en dat sprake is van geestelijke achteruitgang.
2.6 Gelet op deze informatie uit de geneeskundige verklaring en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, geeft het hiervoor geciteerde oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een stoornis in zijn geestesvermogen niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is dit oordeel voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Onderdeel 1 faalt mitsdien.
2.7 Onderdeel 2 is gericht tegen de overweging van de rechtbank (p.2):
"- dat dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Hij is al verschillende keren vrijwillig opgenomen geweest binnen Novadic-Kentron, maar haakt dan voortijdig af."
2.8 Het onderdeel betoogt dat dit oordeel onbegrijpelijk is nu betrokkene heeft aangevoerd aan zichzelf te willen werken door afspraken te maken en de alcohol te laten staan en hij in het verleden ook van de een op de andere dag is gestopt en dat twee jaar heeft volgehouden. Betrokkene heeft daarnaast duidelijk gemaakt dat hij een opname niet aankan. In ieder geval is volgens het onderdeel niet vastgesteld waarom het feit dat betrokkene zelf aan zijn verslaving werkt en de alcohol laat staan geen reden zou zijn om aan te nemen dat een gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Het feit dat hij vrijwillig opgenomen is geweest en voortijdig afhaakt doet daar naar de mening van betrokkene niet aan af.
2.9 In de geneeskundige verklaring heeft de psychiater met betrekking tot het gevaar vermeld dat betrokkene al verschillende keren vrijwillig opgenomen is geweest op een crisisafdeling maar steeds voortijdig afhaakt en voorts dat hij niet verwacht dat de goede intenties van betrokkene zonder dwangmaatregel staande zullen houden. Daaruit alsmede uit de vaststelling van de rechtbank dat betrokkene sterk de neiging heeft te bagatelliseren en zich te onttrekken aan geadviseerde zorg heeft de rechtbank begrijpelijkerwijs kunnen afleiden dat het gevaar niet op een andere wijze kan worden afgewend.
Ook onderdeel 2 kan mitsdien niet tot cassatie leiden.
2.10 Nu in deze zaak geen vragen worden opgeworpen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoording behoeven, kan het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO worden afgedaan.
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 In het verzoekschrift tot cassatie staat in afwijking van alle andere stukken als naam van betrokkene: [betrokkene].
2 Het verzoekschrift is op 9 maart 2009 per faxbericht ingekomen ter griffie van de Hoge Raad.
3 BJ 2005, 35 m.nt. W. Dijkers en NJ 2007, 230 m.nt. J. Legemaate.
4 Herhaald in o.a. HR 5 oktober 2007, NJ 2007, 541.