ECLI:NL:PHR:2009:BI0773
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van cassatieberoep in schuldsanering en herstel van verzuim
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de verzoeker tegen een beslissing van het hof, waarbij de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling is bekrachtigd. De verzoeker, vertegenwoordigd door Mr. Aerts, heeft op de laatste dag van de cassatietermijn een rekest ingediend, maar dit rekest voldeed niet aan de vereisten van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in eerdere rechtspraak vastgesteld dat niet-inachtneming van dit voorschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep.
De conclusie van de advocaat-generaal is dat de verzoeker niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet tijdig een correct rekest heeft ingediend, zelfs niet na het verstrijken van de cassatietermijn. De advocaat-generaal wijst erop dat de verzoeker op 12 november 2008 een inhoudelijk gelijkluidend rekest heeft ingediend, maar dit was te laat om het gebrek te herstellen. De zaak betreft ook de toepassing van het nieuwe recht, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de overgangsbepalingen van de wijzigingswet van 24 mei 2007 onmiddellijke werking hebben, tenzij anders bepaald.
De advocaat-generaal bespreekt ook de middelen die door de verzoeker zijn aangevoerd, waaronder de klacht dat het hof ten onrechte het nieuwe artikel 350 Fw heeft toegepast. Deze klacht wordt verworpen, omdat de rechtsopvatting van de verzoeker onjuist is. De conclusie is dat de verzoeker tot cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, gezien de omstandigheden van de zaak en de niet-naleving van de vereisten voor het indienen van een cassatieberoep.