ECLI:NL:PHR:2009:BI1006
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Verjaring bij verzet in strafzaken en de toetsing van vervallenverklaring
In deze zaak gaat het om de vraag of het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen, in het kader van verzet tegen een verstekvonnis. De verdachte was bij vonnis van 25 februari 2003 door de Kantonrechter in de Rechtbank te Utrecht veroordeeld tot een geldboete van veertig euro voor het zich bevinden op een verboden terrein. Na verzet werd op 9 november 2005 opnieuw een verstekvonnis uitgesproken, wederom met een geldboete van veertig euro, subsidiair een dag hechtenis. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij de advocaat mr. E.Th. Hummels één middel van cassatie heeft voorgesteld.
De Hoge Raad overweegt dat, volgens de wet, de vraag of het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen, pas aan de orde kan komen als de verdachte op de zitting verschijnt. Aangezien de verdachte niet ter zitting is verschenen, kon de vraag naar verjaring niet worden behandeld. In cassatie kan enkel de vervallenverklaring van het verzet worden getoetst. De Hoge Raad concludeert dat het bewezenverklaarde feit, gepleegd op 8 april 2001, een overtreding betreft die op grond van artikel 70 Sr (oud) na vier jaar verjaart. Aangezien er meer dan vier jaar is verstreken tussen de datum van het feit en de datum van de uitspraak, is het recht tot strafvervolging door verjaring vervallen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van de eerdere vonnissen en tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in de vervolging. De Hoge Raad heeft geen andere gronden gevonden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, en de zaak wordt derhalve op deze gronden behandeld.