ECLI:NL:PHR:2009:BI1138
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijslastverdeling in verbintenissenrechtelijke geschillen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Rohecom Automatisering B.V. en een eiser tot cassatie, die een licentie- en onderhoudsovereenkomst had gesloten met Rohecom. De eiser heeft na zes jaar de overeenkomst willen beëindigen en heeft een aantal maanden in 2005 geen betalingen verricht. Rohecom heeft daarop betaling van de openstaande vergoedingen gevorderd, waarop de eiser zich verweerde met de stelling dat de prestaties van Rohecom gebrekkig waren. In eerste aanleg werd de vordering van Rohecom toegewezen, terwijl de vordering van de eiser in reconventie werd afgewezen. Het hof bekrachtigde dit vonnis in hoger beroep, waarbij de vordering van Rohecom werd toegewezen, omdat de eiser niet in staat was de gebrekkigheid van de prestaties van Rohecom te bewijzen.
De eiser heeft cassatie ingesteld, waarbij de belangrijkste klacht betrekking heeft op de bewijslastverdeling. De eiser betoogde dat de bewijslast bij Rohecom had moeten liggen, terwijl het hof oordeelde dat de bewijslast op de eiser rustte. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van de cassatieklachten, waarbij wordt opgemerkt dat de eiser niet voldoende concrete stellingen heeft ingebracht om zijn claims te onderbouwen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de klachten van de eiser niet kunnen slagen, omdat deze niet voldoen aan de vereisten van de wet en de rechterlijke beslissingen voldoende gemotiveerd zijn.
De zaak illustreert de belangrijke rol van de bewijslast in verbintenissenrechtelijke geschillen en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen. De uitspraak benadrukt dat een verweer dat niet direct de claims van de wederpartij betwist, maar een reden aanvoert waarom de rechtsgevolgen niet intreden, als een bevrijdend verweer wordt beschouwd, waarbij de bewijslast op de partij ligt die dit verweer aanvoert.