ECLI:NL:PHR:2009:BI4205
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en onderhoudsverplichtingen in de context van huurcontracten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Impala Auto's B.V. en de verweerders in cassatie over de vraag of een onderhoudsverplichting die door Impala c.s. zou zijn aanvaard, kan worden aangemerkt als een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De zaak is ontstaan uit een mondelinge huurovereenkomst die in de jaren '80 werd gesloten tussen de vader van de verweerders en de vader van de eiser tot cassatie, waarbij Impala een onroerende zaak in gebruik heeft. In de loop der jaren zijn er twee percelen aan Impala in gebruik gegeven, en er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan de oude fabriekshal. De gemeente Zoetermeer heeft plannen voor herontwikkeling van het gebied, wat heeft geleid tot een verkoop van de objecten aan de gemeente.
De kern van het geschil betreft de vraag of de onderhoudsverplichting die Impala c.s. zou hebben aanvaard, kan worden gezien als een tegenprestatie voor het gebruik van de percelen. Zowel de voorzieningenrechter als het hof hebben geoordeeld dat er geen voldoende vastomlijnde verplichting kan worden aangewezen die als tegenprestatie kan gelden. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de onderhoudsverplichtingen die door Impala c.s. zijn aangevoerd, niet voldoende concreet zijn om als tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 lid 1 BW te worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft de zaak uiteindelijk verworpen, waarbij werd benadrukt dat de motivering van het hof voldoende was en dat er geen strijd was met enige rechtsregel. De uitspraak onderstreept het belang van duidelijke afspraken over onderhoudsverplichtingen in huurcontracten en de noodzaak om deze verplichtingen voldoende vast te leggen om als tegenprestatie te kunnen gelden.