ECLI:NL:PHR:2009:BI4725
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid vordering benadeelde partij in cassatie en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de vordering tot schadevergoeding van een benadeelde partij in cassatie. De verdachte is door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens openlijk geweld tegen personen en goederen. Het Hof heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen. De verdachte heeft cassatie ingesteld en drie middelen van cassatie voorgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat in cassatie niet kan worden geklaagd over de ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij op de grond dat deze niet rechtstreeks in haar belang is getroffen. Dit vereist een feitelijk onderzoek, wat in cassatie niet mogelijk is. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de Hoge Raad de hoogte van de opgelegde straf kan verminderen en het Korps landelijke politiediensten in zijn vordering niet-ontvankelijk kan verklaren. De redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, wat leidt tot strafvermindering. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf en de vordering van het Korps landelijke politiediensten, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen.