ECLI:NL:PHR:2009:BI5905

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02906
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • J. Spier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake proceskostenveroordeling en vrijheid feitenrechter

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat tijdig is ingesteld door [eiser] c.s. tegen de uitspraak van het Hof, waarin zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten zijn verwezen. De Hoge Raad behandelt de vraag of de cassatiedagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de stellingen waarop de klachten zijn gebaseerd, in de gedingstukken moeten worden vermeld. De middelen I-III voldoen niet aan deze eisen, waardoor deze middelen niet ontvankelijk zijn.

Middel IV richt zich tegen het oordeel van het Hof dat [eiser] c.s. in de proceskosten moeten worden verwezen. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof bij de beoordeling van de proceskosten niet alleen naar de hoogte van de vordering heeft gekeken, maar ook naar het aantal posten waarop de vordering betrekking had. Hoewel het mogelijk was om tot een andere proceskostenveroordeling te komen, oordeelt de Hoge Raad dat het oordeel van het Hof de toets der kritiek in cassatie kan doorstaan. Dit oordeel is niet onjuist en is, verstaan als bedoeld, ook niet onbegrijpelijk.

Ten overvloede merkt de Hoge Raad op dat het Hof, in tegenstelling tot wat het heeft vermeld, [eiser] c.s. niet ten volle in de kosten heeft verwezen. Gezien de omvang van de rechtsstrijd, het aantal processuele handelingen en het feit dat er zowel een principaal als een incidenteel appel was, zou een volledige kostenveroordeling op een aanzienlijk hoger bedrag zijn uitgekomen dan het door het Hof toegekende bedrag van € 1.788 voor salaris. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 RO.

Conclusie

Rolnr. 08/02906
mr. J. Spier
Zitting 15 mei 2009 (bij vervroeging)
Conclusie inzake
1. [Eiser 1]
2. [Eiser 2]
(hierna: [eiser] c.s.)
tegen
Hommerson Arcades B.V.
1. Het onderhavige cassatieberoep is tijdig ingesteld.
2. Ingevolge vaste rechtspraak moet in de cassatiedagvaarding worden vermeld waar de stellingen, waarop in de klachten beroep wordt gedaan, in gedingstukken zijn te vinden. De middelen I-III zondigen tegen deze regel. Zij voldoen daarom niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv.
3. Middel IV komt op tegen 's Hofs oordeel dat [eiser] c.s. "als de overwegend in het ongelijk gestelde partij" in de proceskosten moeten worden verwezen (rov. 3.15). Blijkens de eerste volzin van deze rov. heeft het Hof bij "in overwegende mate" niet het oog op de hoogte van de vordering, maar op het aantal posten waarop de vordering betrekking had. Dat blijkt uit de tussen haakjes vermelde rovv. De steller van het middel kan worden toegegeven dat, louter gelet op de omvang van de vordering, [eiser] c.s. niet in overwegende mate in het ongelijk zijn gesteld. Daarom was zeker mogelijk geweest om tot een andere proceskostenveroordeling te komen. Gezien de vrijheid die de feitenrechter op dit punt heeft, kan 's Hofs oordeel de toets der kritiek in cassatie evenwel doorstaan. Het is niet onjuist en, verstaan als hiervoor vermeld, evenmin onbegrijpelijk.(1)
4. Ten overvloede teken ik hierbij nog aan dat het Hof, anders dan het vermeldt, [eiser] c.s. niet ten volle in de kosten heeft verwezen. Gelet op de omvang van de rechtsstrijd, het aantal processuele handelingen én de omstandigheid dat sprake was van een principaal én incidenteel appèl zou een volledige kostenveroordeling op een aanzienlijk hoger bedrag zijn uitgekomen dan de door het Hof toegekende € 1.788 voor salaris.
Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
1 HR 8 mei 1998, NJ 1998, 640 rov. 3.4. Zie tevens: Van Maanen (T&C Rv, 2008), art. 237 Rv, aant. 1b; Losbl. Burgerlijke Rechtsvordering (Numann), art. 237 aant. 6; A.I.M. van Mierlo en J.H. van Dam-Lely, Procederen bij dagvaarding in eerste aanleg, 2003, blz. 280.