1 Zie bestreden arrest onder 3.2-3.16.
2 Voorheen [D] BV genaamd.
3 Zie de aanhef van de op 18 mei afgesloten managementovereenkomst, produktie 6 bij de inleidende dagvaarding. Op het moment van het afsluiten van de managementovereenkomst was Holding nog bestuurder van Beheer.
4 Zie het als bijlage 3 opgenomen besluit van de aandeelhoudersvergadering van Beheer om Holding als bestuurder van Beheer (daarmee [betrokkene 1] als indirecte bestuurder) te ontslaan en Slifosco als bestuurder van Beheer te benoemen.
5 Ontleend aan het overzicht uit de s.t. van mrs. Van Wijk en Kingma.
6 Produktie 16 bij de inleidende dagvaarding.
7 JOR 2006, 63 m.nt. Nowak en JIN 2003, 203 m.nt. Gepken-Jager.
8 HR 9 juli 2004, NJ 2004, 519 m.nt. Ma.
9 Blijkens productie 15 akte overlegging producties (stuk nr. 2) is de akte van statutenwijziging van [A] BV gepasseerd op basis van een volmacht (art. 2:234 lid 2 bepaalt dat de AVA een machtiging tot statutenwijziging kan afgeven) aan Slifosco en aan de medewerkers van het betreffende notariskantoor om de statuten van Holding en van Beheer te wijzigen, terwijl [A] BV in dit stuk niet wordt genoemd. Blijkens deze volmacht handelde [betrokkene 1] voor zich en als zelfstandig bevoegd directeur van Holding, die op haar beurt handelde voor zich en als zelfstandig bevoegd directeur van Beheer. De volmacht is getekend nádat Holding was ontslagen als directeur van Beheer en nadat Slifosco als directeur van Beheer was benoemd; zie productie 7, bijlage 3 akte overlegging producties (stuk nr. 2). Omdat Slifosco inmiddels tot bestuurder benoemd was van Beheer en daarmee op de aandelen in [A] BV kon stemmen en ook indirecte bestuurder was van [A] BV, behoefde Slifosco geen volmacht tot wijziging van de statuten van [A] BV.
10 Wetsvoorstel 31 763.
11 TK 2008-2009, 31 763, nr. 3, p. 11.
12 In de MvT (TK 2008-2009, 31 763, nr. 3, p. 14) wordt erop gewezen dat de voorgestelde regeling nog niet betekent dat een derde misbruik mag maken van het niet naleven van dergelijke interne bepalingen. De minister, die hier een parallel met het leerstuk misbruik van wanprestatie ziet, sluit een actie uit onrechtmatige daad niet uit. Ik acht bovendien niet uitgesloten dat in bijzondere gevallen de Bibolini-exceptie (HR 17 december 1982, NJ 1983, 480) kan meebrengen dat de wederpartij in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou handelen door de vennootschap aan de rechtshandeling te houden. Vgl. Hof Amsterdam 12 augustus 2008, JOR 2008/264 (Tiscali), waarover A.J.P. Schild, Bb 2009(7), p. 67 e.v.
13 HR 29 juni 2007, NJ 2007, 420 m.nt. Ma.
14 Op verschillende plaatsen wordt, met kennelijke instemming, gerefereerd naar dit arrest; zie bijv. TK 2008-2009, 31 763, nr. 3, p. 12 en TK 2008-2009, 31 763, nr. 6, p. 18.
15 TK 2008-2009, 31 763, nr. 6, p. 23.
16 TK 2008-2009, 31.763, nr 7 (NvW).
17 HR 29 juni 2007, NJ 2007, 420 m.nt. Ma.
18 Voor zover het onderdeel impliciet berust op de rechtsopvatting dat een 'toetsing achteraf' zich wel zou verdragen met Bruil Kombex, rov. 3.4, omdat daarin wordt overwogen dat voldoende is of kan worden betwijfeld of de bestuurder zich heeft laten leiden door het vennootschappelijk belang, meen ik dat deze opvatting zou berusten op een onjuiste lezing van Bruil Kombex. In dezelfde rov. benadrukt immers de Hoge Raad de preventieve strekking van art. 2:256 BW: deze is te voorkomen dat de bestuurder zich (met name) laat leiden door zijn persoonlijk belang.
19 MvA Incidenteel (stuk nr. 14), paragraaf 9.
20 Zie bijv. HR 17 september 1993, NJ 1994, 213.
21 Zie akte van 30 maart 2005 (stuk nr. 2), prod. 10, art. 14 lid 1.
22 HR 9 juli 2004, NJ 2004, 519.
23 Zie de aanhef van de managementovereenkomst, produktie 6 bij de inleidende dagvaarding.
24 In [A 2] is het hof hier inderdaad vanuit gegaan.
25 CvA, paragraaf 28.
26 MvA/MvG inc., paragraaf 27
27 MvA/MvG inc., paragraaf 31-32.
28 Van der Feltz, Geschiedenis van de Faillissementswet I (heruitgave onder redactie van S.C.J.J. Kortmann en N.E.D. Faber, 1994), p. 462. De wijziging van art. 53 F is in 1986 was van redactionele aard in verband met de invoering van het NBW; zie Kortmann/Faber, Geschiedenis van de Faillissementswet 2-III (1995), p. 156 e.v.
29 Vgl. HR 20 juni 1913, NJ 1913, blz. 797, waarin de Hoge Raad overweegt dat door art. 53 een uitbreiding is gegeven aan de regeling der compensatie in het BW.
30 Vgl. N.E.D. Faber, Verrekening, diss. 2005, nr. 388, 396, 400, 469.
31 Art. 3.3.1, lid 1 Voorontwerp luidt: 'Degene die zowel een vordering op als een schuld aan de schuldenaar heeft, kan zijn schuld met zijn vordering verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de insolventverklaring of zijn verkregen uit een op het tijdstip van de insolventverklaring reeds bestaande rechtsverhouding.' Blijkens de toelichting is aansluiting gezocht bij de art. 3:94 lid 3 en 3:239 lid 1 BW, art. 475 Rv en rechtspraak van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat verrekening ook mogelijk is wanneer niet zowel de vordering als de schuld rechtstreeks is verkregen uit een op het tijdstip van de insolventverklaring reeds bestaande rechtsverhouding. Zie p. 16 (iw) en 60 (t) Voorontwerp.