1 Ontleend aan rov. 4.1 van het arrest van het Hof 's-Hertogenbosch van 5 februari 2008.
2 In vergelijkbare zin HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 JBMV rov. 4.1 met verdere uitwerking in rov. 4.2.
3 HR 28 juanuari 2005, NJ 2008, 55 Jac. Hijma.
4 HR 5 december 2008, RvdW 2009, 2.
5 Zie Schadevergoeding art. 96 (Lindenbergh) aant. 18.
6 Art. 10:202 PETL en daarover Text and Commentary (Magnus) blz. 165.
7 Ik heb het dan nog maar niet over bepaalde gevallen waarin de wetgever - op zich trouwens niet geheel onbegrijpelijk - de weg naar vergoeding van smartengeld heeft geplaveid zoals art. 7:510 BW waarover Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II (2009) nr 142 en S.D. Lindenbergh, Smartengeld (diss.) blz. 116 e.v.
8 Vgl. PG boek 6 blz. 393.
9 Zie nader PG boek 6 Inv. blz. 1275.
10 In vergelijkbare zin EK zitting 2005-2006, 28781 C blz. 4.
11 EK, zitting 2008-2009, G blz. 4.
12 PG boek 6 blz. 387.
13 PG boek 6 blz. 389.
14 PG boek 6 Inv. 1272.
15 PG boek 6 Inv. blz. 1273/4.
16 Idem blz. 1275/7.
17 PG boek 6 Inv. blz. 1277.
18 W.V. Horton Rogers, Damages for Non-Pecuniary Loss in a Comparative Perspective, comparative report blz. 262 blz. 262 e.v. Zie ook TK zitting 2002-2003, 28781 nr 3 blz. 4. In een recent artikel in AV&S betoogt Lindenbergh evenwel dat smartengeld voor nabestaanden terrein wint in Europa: AV&S 2008 blz. 261 onder 10.
19 HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 JBMV rov. 4.2.
20 PG boek 6, blz. 391, 392.
21 PG boek 6, blz. 393.
22 PG boek 6 blz. 399/400.
23 PG boek 6 blz. 378.
24 PG boek 6 blz. 379.
25 HR 26 oktober 2001, NJ 2002, 216 JBMV. Zie voor een bespreking van de literatuur de conclusie van A-G Hartkamp en de noot van Vranken.
26 PG boek 6 Inv. blz. 1274; zie tevens blz. 1857.
27 PG boek 6 Inv. blz. 1857.
28 TK zitting 2002-2003, 28 781 nrs 1 en 2.
29 Art. 69 aanhef en onder c en d en art. 173 lid 2 Overgangswet NBW.
30 TK zitting 2002-2003, 28 781 nr 3 blz. 9. De benadering heeft kritiek geoogst van D66 (idem nr 5 blz. 11), maar de Minister houdt voet bij stuk omdat niet valt in te zien waarom juist ten aanzien van affectieschade een afwijkend stelsel zou moeten worden ontworpen: TK zitting 2003-2004, 28 781 nr 6 blz. 19/20.
31 Naar ik op grond van de meest recente ontwikkelingen begrijp, valt de afronding van de parlementaire behandeling (in de Eerste Kamer) niet op korte termijn te verwachten.
32 TK zitting 2002-2003, 28 781 nr 3 blz. 1 en 4/5.
33 TK zitting 2002-2003, 28 781 nr 3 blz. 1 en 2.
34 TK zitting 2002-2003, 28 781 nr 5.
35 TK zitting 2004-2005, 28 781 nr 8 blz. 2.
36 Bij de mondelinge behandeling op 16 maart 2005 geeft de Minister nog aan dat voor shockschade zijns inziens slechts plaats is "in zeer uitzonderlijke gevallen": TK 60-3881.
37 Ik leid dat af uit de bewoordingen: "dat bij ernstige geweldsmisdrijven niet altijd noodzakelijk is" (idem blz. 3).
38 TK 2004-2005, 28 781 nr 8 blz. 3. In gelijke zin TK 60-3881.
39 TK, zitting 2004-2005, 12.
40 TK 62-3984 (22 maart 2005).
41 EK, zitting 2004-2005, 28 781 B.
42 EK 38-1799 (12 september 2006).
43 EK 38-1801.
44 EK 38-1803.
45 EK, zitting 2005-2006, 28 781 C blz. 4 en 5.
46 Prof. Akkermans; mrs Hulst en Van Wees; dri Claassen, Ten Boom en Elbers zomede dr Bruinvels.
47 Slachtoffers en aansprakelijkheid, Deel II Affectieschade. Een kopie van dit interessante rapport leg ik in de bibliotheek van Uw Raad.
48 EK, zitting 2008-2009, 28 781 G blz. 3.
49 EK, zitting 2008-2009, 28 781 G blz. 4/5.
50 EK 38-1798 (12 september 2006).
51 EK, zitting 2004-2005, 28 781 B blz. 5.
52 EK, zitting 2005-21006, 28 781 C blz. 9 en 10.
53 HR 26 oktober 2001, NJ 2002, 216 JBMV rov. 3.3.2. Zie voor het oude recht HR 8 april 1983, NJ 1984, 177 CJHB. Zie eveneens Hof 's-Gravenhage 11 juni 2003, PRG 2004, 6153 P. Abas; Rb. 's-Hertogenbosch 5 februari 2003, LJN: AF3886 (str) en Rb. Arnhem 16 april 2008, NJF 2008, 238 en 21 mei 2008, NJF 2008, 486.
54 Onder HR 26 oktober 2001, NJ 2002, 216 sub 5 met een beroep op HR 6 november 1984, NJ 1985, 270. Zie voorts - ook voor verdere bronnen - Schadevergoeding art. 106 (Lindenbergh) aant. 21, zomede Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-II (2009) nr 145. Vranken noemt de eis van art. 6:106 lid 1 onder a BW in dezelfde noot onder 13 "bijzonder". In deze zin ook (maar innerlijk tegenstrijdig) Rb.'s-Hertogenbosch 5 februari 2003, LJN: AF3886. Naar ik begrijp wordt een zo strenge maatstaf niet gehanteerd door de Zweedse Högsta domstolen: Hakan Andersson, in Helmut Koziol en Barbara Steininger, European Tort Law 2006 blz. 457. Hetzelfde geldt voor het Oostenrijkse OGH: Barbara C. Steininger, in Helmut Koziol en Barbara Steininger, European Tort Law 2005 blz. 133.
55 HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 JBMV.
56 In de volgende uitspraken werd geen aansprakelijkheid aangenomen: Hof 's-Hertogenbosch 29 juli 2003, VR 2004, 83; Rb. Roermond, LJN: AP1094; Rb. Arnhem 29 maart 2006, NJF 2006, 252 neemt aan dat de vereiste mate van rechtstreeksheid wordt beïnvloed door de ernst van de normschending (in casu een moord). In verband met - kort gezegd - de gruwelijkheid van de gevolgen van een moord werd een vordering ter zake van shockschade eveneens toegewezen door Rb. Utrecht 30 januari 2008, NJF 2008, 176 en Rb. Arnhem 16 april 2008, NJF 2008, 238 en 21 mei 2008, NJF 2008, 486. Zie voorts de s.t. van mr Franke onder 6.3 e.v.
57 Ook Lindenbergh meent, met Uw Raad, dat in de rechtspraak van het EHRM geen aanknopingspunten zijn te vinden "dat het belang ervan ook in het aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht moet doorwerken". Verderop noemt hij de motivering van het arrest juist: AV&S 2008 blz. 262.
58 In C.J.M. Klaassen e.a. (red.), Aansprakelijkheid in beroep, bedrijf of ambt blz. 176.
59 A.w. blz. 178; verderop werkt zij dat nader uit. Lindenbergh ziet dat anders. Naar zijn mening kan "het oog hebben voor de menselijke situatie en het expliciteren van mogelijkheden en onmogelijkheden van het recht (..) hier bijdragen aan herstel, althans aan het voorkomen van teleurstelling en verdere schade" (Smartengeld, tien jaar later blz. 45).
60 A.w. blz. 188. In vergelijkbare zin S.D. Lindenbergh, AV&S 2002 blz. 67. Mogelijk anders Esther Engelhard, NTBR 2008 blz. 307.
61 A-G Strikwerda en Sieburgh geven aan dat langs andere weg een vergelijkbaar resultaat kan worden bereikt.
62 VR 2002 blz. 206/7. In vergelijkbare zin Esther Engelhard, NTBR 2008 blz. 307 e.v.
63 AV&S 2002 blz. 66.
64 Zie nader ook zijn Smartengeld, tien jaar later blz. 48 e.v.
65 AV&S 2002 blz. 69. Zie ook zijn bijdrage in Trema 2002 blz. 335 e.v.
66 NTBR 2008 blz. 308/9; zie nader ook VrA 2008/1 blz. 20 e.v.
67 E.F.D. en I.M. Engelhard, in W.H. van Boom e.a. (red.), Gedrag en privaatrecht blz. 230 e.v.
68 E.F.D. en I.M. Engelhard, a.w. blz. 236.
69 Erg helder is die stelling niet want tussen onbillijk en onaanvaardbaar gaapt een aanzienlijke kloof.
70 NJB 2002 blz. 1103.
71 Idem blz. 1106. Zie ook nog, vooral beschrijvend, H.Th. Vos en E. Dans, TVP 2006 blz. 111 e.v.
72 Zie bijv. F.D. Busnelli en G. Comandé, in W.V.Horton Rogers, Damages for Non-Pecuniarary Loss, a.w. blz. 138. Het fenomeen lijkt intussen - niet tot ieders vreugde - ook voet aan de grond te hebben gekregen in Portugal: zie André G. Dias Pereira in Helmut Koziol en Barbara Steininger (red.), European Tort Law 2007 blz. 493.
73 Zie bijv. Elena Bargelli, in Helmut Koziol en Barbara Steininger, European Tort Law 2006 blz. 308.
74 Zie uitvoerig David McIntosh en Marjorie Holmes (ed.), Personal Injury Awards in EU and EFTA Countries en Rogers, a.w. blz. 295/6.
75 Sommige rechters kennen op dit punt wél enige vergoeding toe. Zie bijv. Ktr. Dordrecht Dordrecht 14 september 2007, JAR 2007, 255; Ktr. Alphen aan den Rijn 13 juni 2001, JAR 2001, 161; Ktr. Lelystad 24 december 1999, NJ 2000, 624.
76 Dat kan anders liggen wanneer de eerdere uitspraak op een vergissing berustte of er andere klemmende redenen zijn om zelfs voor de periode voordien anders te oordelen. Maar dergelijke redenen zie ik niet. Eens te minder omdat a) de wetgever eerst nadien in actie is gekomen en b) de beoogde regeling geen onmiddellijke werking heeft; zie onder 5.12.2.
77 Ik zie er beleefdheidshalve maar vanaf dat uit te werken. Ook ga ik maar niet in op de onbegrijpelijke terughoudendheid om drempels op te werpen tegen de aasgieren die (gaan) proberen munt uit alle ellende te slaan.
78 Bij wege van voorbeeld: de Griekse Areios Pagos (cassatierechter) ziet ook mogelijkheden voor een ten tijde van de schadegebeurtenis nog ongeboren kind: Eugenia Dacaronia, in Helmut Koziol en Barbara Steininger, European Tort Law 2007 blz. 324/5. Zie voor Oostenrijkse afbakeningsproblemen European Tort law 2005, a.w. blz. 133/4. Zie voorts onder hierboven 3.9.1.
79 Die weg wordt bijvoorbeeld bewandeld door de Griekse Areios Pagos; zie Eugenia Daraconia, in European Tort Law 2005, a.w. blz. 325.
80 Zie nader onder 3.9.2.
81 Vgl. HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 JBMV rov. 4.2.
82 HR 20 december 2005, NJ 2006, 38.
83 Uit de conclusie van A-G Wortel maak ik op dat er niet meer dan een brief van de benadeelde partij voorhanden was (conclusie onder 23).
84 HR 10 april 2007, NJ 2007, 223; mijn ambtgenoot Machielse had in andere zin geconcludeerd. Zijns inziens had het Hof uit een medische verklaring van de huisarts afgeleid dat sprake was van een psychiatrisch ziektebeeld. Dat oordeel achtte hij van feitelijke aard.
85 Ook in deze zaak speelt dat. Mr Franke heeft - ik bedoel dat uiteraard geenszins als een verwijt want hij reageert heel begrijpelijk en heel geserreerd op stellingen van zijn wederpartij - een dergelijke discussie aangezwengeld (s.t. onder 6.7, 6.10 en 6.11 en voetnoot 43 zomede dupliek onder 11). Het zou m.i. wenselijk zijn om de noodzaak daartoe in toekomstige zaken af te snijden.
86 Hetgeen, zoals geschetst onder 4.2, allerminst vaststaat.
87 Aansprakelijkheid jegens de dode is een slag in de lucht, tenzij deze niet terstond overleed en tijdig aanspraak heeft gemaakt op smartengeld als bedoeld in art. 6:106 lid 2 BW.
88 Alles is betrekkelijk (oratie Rotterdam) blz. 24; AA 2008 blz. 599. In vergelijkbare zin als Lindenbergh E.F.D. Engelhard, VrA 2008/2 blz. 42/3.