ECLI:NL:PHR:2009:BJ7004
Parket bij de Hoge Raad
- mr. Rank-Berenschot
- Rechtspraak.nl
Verlenging alimentatieplicht na echtscheiding en beoordeling van bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vrouw om de alimentatieplicht van de man te verlengen na het verstrijken van de wettelijke termijn van twaalf jaar, zoals vastgelegd in artikel 1:157 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. Partijen zijn in 1970 gehuwd en hebben twee kinderen. Het huwelijk is in 1994 ontbonden. De vrouw, die ten tijde van de echtscheiding 48 jaar oud was, ontving aanvankelijk een alimentatie van f 1.500 per maand, later verhoogd naar f 2.500 per maand. Na twaalf jaar, op 17 november 2006, eindigde de alimentatieplicht van de man van rechtswege. De vrouw, die alleenstaand is en een bijstandsuitkering ontvangt, verzocht de rechtbank om de alimentatieverplichting van de man te verlengen, omdat zij door gezondheidsproblemen en een gebrek aan werkervaring niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een ingrijpende terugval in inkomsten en wees het verzoek af. In hoger beroep oordeelde het hof dat de vrouw wel degelijk recht had op een verlenging van de alimentatieplicht, omdat de beëindiging van de alimentatie van ingrijpende aard zou zijn en de vrouw niet in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof hield rekening met de rolverdeling binnen het huwelijk en de negatieve invloed daarvan op de verdiencapaciteit van de vrouw. De man ging in cassatie tegen deze beslissing, maar de Hoge Raad bevestigde dat de vrouw voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die een verlenging van de alimentatieplicht rechtvaardigden. De zaak benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van alimentatieverplichtingen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de alimentatiegerechtigde, inclusief gezondheidsproblemen en de impact van het huwelijk op de werkcapaciteit.