ECLI:NL:PHR:2009:BJ9244
Parket bij de Hoge Raad
- M. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Vrijwillige terugtred in strafrechtelijke context en de beoordeling door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2009 uitspraak gedaan over de vraag of er sprake was van vrijwillige terugtred van de verdachte in een strafzaak. De verdachte was door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder poging tot doodslag en mishandeling. De verdediging stelde dat de verdachte vrijwillig had teruggetreden van zijn poging tot doodslag door te stoppen met het dichtknijpen van de keel van het slachtoffer. Het Hof verwierp dit beroep op vrijwillige terugtred, omdat het van mening was dat de verdachte niet uit eigen beweging had gehandeld, maar onder invloed van externe prikkels, zoals de paniekreactie van de zoon van het slachtoffer.
De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelde dat het Hof onvoldoende inzicht had gegeven in zijn gedachtegang. De Hoge Raad stelde vast dat het Hof niet had aangetoond of het de juiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van de vrijwillige terugtred. De Hoge Raad benadrukte dat voor de beoordeling van vrijwillige terugtred niet alleen de interne wil van de verdachte van belang is, maar ook externe factoren die invloed kunnen hebben gehad op de beslissing van de verdachte om te stoppen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd en dat het oordeel van het Hof onbegrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Hof voor een nieuwe beoordeling. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van zowel interne als externe factoren bij de beoordeling van vrijwillige terugtred in strafzaken.