ECLI:NL:PHR:2009:BJ9353
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Huydecoper
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsanering zonder schone lei en de toepassing van de Faillissementswet
In deze zaak gaat het om de beëindiging van een schuldsanering zonder toekenning van de zogenaamde 'schone lei' voor de verzoekers tot cassatie, [verzoeker] c.s. De Hoge Raad behandelt de cassatiemiddelen die door de verzoekers zijn ingediend tegen het arrest van het hof. De verzoekers stellen dat er geen boedelachterstand was en dat zij niet in gebreke zijn gebleven in hun communicatie met de bewindvoerder. Echter, het hof heeft vastgesteld dat er wel degelijk een boedelachterstand was van tenminste € 1.177,- en dat de verzoekers op geen enkele manier meer met de bewindvoerder communiceerden. Dit oordeel van het hof is door de Hoge Raad niet te weerleggen, waardoor de klachten van de verzoekers niet slagen.
Daarnaast wordt er geklaagd dat het hof ongemotiveerd voorbij is gegaan aan de toepassing van artikel 354 lid 2 van de Faillissementswet. De Hoge Raad oordeelt dat het hof in zijn overwegingen expliciet heeft aangegeven dat het geen aanleiding zag voor toepassing van deze uitzonderingsregel, en dat dit oordeel is gebaseerd op eerdere bevindingen van het hof. De argumenten van de verzoekers worden niet als voldoende sterk beschouwd om tot een ander oordeel te komen.
Verder wordt er een beroep gedaan op verschillende artikelen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het IVRK, maar de Hoge Raad stelt vast dat deze argumenten niet eerder in de feitelijke instanties zijn aangevoerd en dus in cassatie niet voor het eerst kunnen worden ingediend. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de cassatieberoep moet worden verworpen, omdat de verzoekers niet in hun gelijk zijn gesteld en de eerdere beslissingen van het hof worden bekrachtigd.