ECLI:NL:PHR:2009:BJ9436

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04330
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • Mr. L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de vader tegen alimentatiebeschikking met betrekking tot kinderen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de vader tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam, waarin de vader werd verplicht om een bijdrage van Euro 238,- per maand per kind te betalen aan de moeder voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De beschikking van het hof is een bevestiging van een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De vader stelt dat het hof ten onrechte de kosten die hij maakt in verband met de omgangsregeling met de kinderen niet heeft meegenomen in de bepaling van de alimentatie.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeert dat het cassatieberoep niet kan slagen. De klachten van de vader zijn niet voldoende onderbouwd en leiden niet tot de noodzaak om rechtsvragen te beantwoorden die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De kosten van de omgangsregeling zijn wel van invloed op de draagkracht van de vader, maar niet op de behoefte van de kinderen.

Het hof heeft vastgesteld dat de totale behoefte van de kinderen Euro 1.465,- per maand bedraagt, en dat de vader, rekening houdend met zijn draagkracht, in staat is om zijn aandeel van Euro 238,- per kind per maand te voldoen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het hof op juiste wijze heeft geoordeeld en dat er geen aanleiding is om de alimentatiebijdrage van de vader te verlagen. De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

Conclusie

08/04330
Mr L. Strikwerda
Parket, 2 okt. 2009
conclusie inzake
[De vader]
tegen
[De moeder]
Edelhoogachtbaar College,
1. Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: de vader, ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam van 17 juli 2008. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van de vader bekrachtigd de beschikking van de rechtbank Haarlem van 13 november 2007 voor zover daarbij is bepaald dat de vader aan thans verweerster in cassatie, hierna: de moeder, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen Euro 238,- per maand per kind zal betalen.
2. Het cassatieberoep berust op één middel. De door het middel aangevoerde klachten kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat het cassatieberoep zich leent voor verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
3. Centraal in het middel staat de klacht dat het hof ten onrechte en zonder toereikende motivering de kosten die de vader heeft in verband met de omgangsregeling met de kinderen niet heeft betrokken bij de vaststelling van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de bepaling van het aandeel van ieder der ouders in deze kosten.
4. Deze klacht moet falen. Zij ziet eraan voorbij dat de kosten die de vader heeft in verband met de omgangsregeling met de kinderen van invloed zijn op de draagkracht van de vader, maar niet op de behoefte van de kinderen.
5. Wat de behoefte van de kinderen betreft heeft het hof - onbestreden in cassatie - overwogen dat partijen het erover eens zijn dat deze in totaal Euro 1.465,- per maand bedraagt en dat de ouders ieder de helft van dit bedrag dragen (r.o. 4.1). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, de omgangskosten in aanmerking genomen, voldoende draagkracht heeft om zijn aandeel in deze kosten, te weten Euro 238,- per kind per maand, te voldoen (beschikking d.d. 13 november 2007, r.o. 2.4). Ook het hof is daarvan - eveneens onbestreden in cassatie - uitgegaan (r.o. 4.1).
6. Aldus getuigt het oordeel van het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft overeenkomstig de wettelijke maatstaf rekening gehouden enerzijds met de behoefte van de kinderen en anderzijds met de draagkracht van de vader. Het oordeel van het hof dat geen aanleiding bestaat de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te verminderen met de kosten die de vader heeft in verband met de omgangsregeling met de kinderen is met de overweging dat - kort gezegd - deze kosten de draagkracht van de alimentatieplichtige ouder bepalen (r.o. 4.5), toereikend gemotiveerd.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,