ECLI:NL:PHR:2009:BK0153
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid en bewijsvoering in civiele procedure
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank Arnhem. De vorderingen van [eiser] omvatten de terugbetaling van een lening van € 33.579,73, betaling van € 38.571,32 voor de verkoop van een boot, en € 12.878,97 aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 22 februari 2006 een bewijsopdracht gegeven met betrekking tot de geldlening. Bij eindvonnis van 22 november 2006 werd [verweerder] veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 38.571,32, maar de overige vorderingen werden afgewezen. Het gerechtshof te Arnhem heeft op 13 mei 2008 in het principaal beroep de vonnissen vernietigd wat betreft de vordering tot betaling van € 38.571,32 en deze afgewezen, terwijl het incidenteel appel de eerdere vonnissen bekrachtigde.
Het cassatieberoep, ingesteld tegen het arrest van het hof, bevat drie middelen. Het eerste middel richt zich tegen de ontvankelijkheid van [verweerder] in zijn beroep, waarbij wordt betoogd dat het tussenvonnis van de rechtbank als eindvonnis moet worden beschouwd, waardoor de beroepstermijn verstreken zou zijn. Het hof heeft echter de Haviltex-formule toegepast en geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat [verweerder] zich bewust was van een extra verplichting van € 85.000,- bij verkoop van de boot. Dit oordeel is feitelijk van aard en kan in cassatie niet worden bestreden.
De overige middelen verwijten het hof dat het buiten zijn toepassingsgebied is getreden en dat het de bewijsvoering niet correct heeft geïnterpreteerd. Het hof heeft geoordeeld dat de akte van de lening geen dwingend bewijs oplevert, wat door de advocaat-generaal wordt bevestigd. Aangezien alle middelen falen, wordt het cassatieberoep verworpen. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.