ECLI:NL:PHR:2009:BK0158
Parket bij de Hoge Raad
- W. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en informatieverstrekking bij minderjarige kinderen na gewelddadige daad van de vader
In deze zaak gaat het om een verzoek tot cassatie van de vader, die in 1999 met de moeder is gehuwd en uit dit huwelijk drie minderjarige kinderen heeft. Het huwelijk eindigde in februari 2006, en de vader is in 2005 veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf voor de moord op de moeder van de verweerster. De vader verzocht de rechtbank Middelburg in 2006 om een omgangsregeling en informatieverstrekking met betrekking tot zijn kinderen, maar dit verzoek werd afgewezen. De vader ging in beroep bij het hof 's-Gravenhage, dat in maart 2008 besloot dat de Raad voor de Kinderbescherming een vooronderzoek moest uitvoeren naar de belangen van de kinderen bij een omgangsregeling.
In oktober 2008 concludeerde de Raad dat er geen ruimte was voor de kinderen om contact met hun vader te hebben, gezien de onrust die dit zou veroorzaken in het gezin van de moeder. Het hof volgde deze conclusie en wees op 11 februari 2009 de verzoeken van de vader af, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat een omgangsregeling in het belang van de kinderen zou zijn. De vader ging hiertegen in cassatie met drie middelen.
De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet doel treffen. Het eerste middel faalt omdat het hof niet heeft beslist dat de Raad alle mogelijkheden tot onderzoek moest benutten. Het tweede middel, dat stelt dat de vader geen eerlijk proces heeft gehad, wordt verworpen omdat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen. Het derde middel faalt omdat het uitgaat van de gegrondheid van de eerdere middelen, wat niet het geval is. De Raad concludeert dat een onderzoek naar de belangen van de kinderen niet mogelijk is. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.