ECLI:NL:PHR:2009:BK2002

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/01586
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • Mr. L. Strikwerda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en duurzame ontwrichting van het huwelijk

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de man tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, die op 20 januari 2009 werd uitgesproken. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 13 februari 2008, waarbij op verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken. De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend. Het cassatieberoep van de man berust op twee middelen, die volgens de Procureur-Generaal niet tot cassatie kunnen leiden en niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarom komt de zaak in aanmerking voor een verkorte conclusie.

Het eerste middel stelt dat er van duurzame ontwrichting van het huwelijk slechts sprake kan zijn indien de echtgenoten in de gebruikelijke zin samenleven. De Procureur-Generaal wijst erop dat dit uitgangspunt niet juist is. Duurzame ontwrichting kan ook bestaan als de echtgenoten hun eigen woning behouden en een eigen huishouding voeren. Beslissend is of de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en er geen uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Het hof heeft terecht de stelling van de vrouw dat zij haar leven met de man niet wenst te hervatten, opgevat als een ernstige aanwijzing voor de duurzame ontwrichting.

Het tweede middel bevat twee klachten. De eerste klacht verwijt het hof dat het de feitelijke stellingen van de vrouw heeft aangevuld, maar deze klacht kan niet tot cassatie leiden omdat het middel niet specificeert om welke stellingen het gaat. De tweede klacht houdt in dat het hof de vrouw bewijs had moeten opdragen van haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Deze klacht faalt omdat het hof op basis van de vaststaande feiten en omstandigheden tot het oordeel kon komen dat het huwelijk als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Conclusie

09/01586
Mr L. Strikwerda
Parket, 30 okt. 2009
conclusie inzake
[De man]
tegen
[De vrouw]
Edelhoogachtbaar College,
1. Het tijdig door verzoeker tot cassatie, hierna: de man, ingestelde cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 20 januari 2009. Bij deze beschikking heeft het hof op het hoger beroep van de man de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 13 februari 2008, waarbij op verzoek van verweerster in cassatie, hierna: de vrouw, tussen partijen de echtscheiding is uitgesproken, bekrachtigd.
2. De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend.
3. Het cassatieberoep berust op twee middelen. De middelen kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat het cassatieberoep zich leent voor verwerping met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
4. Middel I berust in zijn geheel op het uitgangspunt dat van duurzame ontwrichting van het huwelijk slechts sprake kan zijn indien tussen de echtgenoten sprake is geweest van samenleven in de gebruikelijke zin, en niet indien, zoals in het onderhavige geval, sprake is geweest van een beperkte samenleving doordat de echtgenoten hun eigen woning hebben behouden en een eigen huishouding hebben gevoerd.
5. Het door het middel gekozen uitgangspunt kan niet als juist worden aanvaard. Een huwelijk is duurzaam ontwricht indien de voortzetting der samenleving ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. Vgl. Asser-De Boer, Personen- en familierecht (2006), nr. 603, en Kluwers Personen- en familierecht, losbl., Art. 151, aant. 2 (S.F.M. Wortmann), telkens met rechtspraakgegevens.
6. Hoe de echtgenoten hun huwelijkse samenleving hebben vormgegeven is niet van belang. Beslissend is of de samenleving zoals deze tussen de echtgenoten heeft bestaan ondraaglijk is geworden en geen uitzicht bestaat op herstel van enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen in de vorm zoals deze tussen de echtgenoten gebruikelijk was. Terecht heeft het hof daarbij de omstandigheid dat de vrouw gemotiveerd heeft gesteld en ook is blijven stellen "dat zij haar leven met de man, ook op de wijze zoals zij en de man daaraan tot voor enige jaren terug invulling hebben gegeven, niet wenst te hervatten", opgevat als een ernstige aanwijzing dat de toestand van duurzame ontwrichting inderdaad bestaat (r.o. 6). Vgl. HR 6 december 1996, NJ 1997, 189.
7. Middel II bevat twee klachten.
8. De eerste klacht verwijt het hof de feitelijke stellingen van de vrouw te hebben aangevuld.
9. De klacht kan niet tot cassatie leiden reeds omdat het middel niet aangeeft om welke feitelijke stellingen het gaat.
10. De tweede klacht houdt in dat het hof de vrouw bewijs had moeten opdragen van haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
11. De klacht faalt omdat het hof op grond van de ten processe als vaststaand gebleken feiten en omstandigheden (de volhardende stellingname van de vrouw; al enige tijd geen sprake meer van een gezamenlijk leven) tot het oordeel is kunnen komen dat het huwelijk van partijen als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd, en daarom terecht heeft geoordeeld bevoegd noch gehouden te zijn de vrouw bewijs op te dragen.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,