ECLI:NL:PHR:2009:BK2002
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. L. Strikwerda
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en duurzame ontwrichting van het huwelijk
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de man tegen een beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden, die op 20 januari 2009 werd uitgesproken. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Leeuwarden van 13 februari 2008, waarbij op verzoek van de vrouw de echtscheiding tussen partijen werd uitgesproken. De vrouw heeft geen verweerschrift in cassatie ingediend. Het cassatieberoep van de man berust op twee middelen, die volgens de Procureur-Generaal niet tot cassatie kunnen leiden en niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarom komt de zaak in aanmerking voor een verkorte conclusie.
Het eerste middel stelt dat er van duurzame ontwrichting van het huwelijk slechts sprake kan zijn indien de echtgenoten in de gebruikelijke zin samenleven. De Procureur-Generaal wijst erop dat dit uitgangspunt niet juist is. Duurzame ontwrichting kan ook bestaan als de echtgenoten hun eigen woning behouden en een eigen huishouding voeren. Beslissend is of de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden en er geen uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen. Het hof heeft terecht de stelling van de vrouw dat zij haar leven met de man niet wenst te hervatten, opgevat als een ernstige aanwijzing voor de duurzame ontwrichting.
Het tweede middel bevat twee klachten. De eerste klacht verwijt het hof dat het de feitelijke stellingen van de vrouw heeft aangevuld, maar deze klacht kan niet tot cassatie leiden omdat het middel niet specificeert om welke stellingen het gaat. De tweede klacht houdt in dat het hof de vrouw bewijs had moeten opdragen van haar stelling dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Deze klacht faalt omdat het hof op basis van de vaststaande feiten en omstandigheden tot het oordeel kon komen dat het huwelijk als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.