ECLI:NL:PHR:2009:BK2083
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in hoger beroep
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 december 2009 uitspraak gedaan over de schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte. De verdachte was gedagvaard voor een zitting van het Gerechtshof te Amsterdam, maar is niet verschenen, noch was zijn raadsman aanwezig. Het Hof heeft op vordering van de advocaat-generaal verstek verleend en de behandeling van de zaak voortgezet. Echter, de raadsman had eerder een verzoek tot aanhouding ingediend, dat door de raadsheer van het Hof was toegezegd. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte ten onrechte niet aanwezig was bij de behandeling van zijn zaak, omdat hij erop mocht vertrouwen dat de zaak zou worden aangehouden.
De Hoge Raad oordeelde dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte is geschonden, omdat hij niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zaak in hoger beroep bij te wonen. Dit is in strijd met artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op een eerlijk proces waarborgt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak.
De conclusie van de Advocaat-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld. Dit arrest benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht in het strafproces en de noodzaak voor de rechterlijke macht om toezeggingen aan de verdediging na te komen.