ECLI:NL:PHR:2009:BK3572
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. L. Strikwerda
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap
In deze zaak gaat het om een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoekster, die in cassatie is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 17 april 2008. De rechtbank had het verzoek van de verzoekster, ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, afgewezen. De verzoekster heeft cassatie ingesteld, waarbij de Staat der Nederlanden als verweerder optreedt. De Hoge Raad heeft de zaak in behandeling genomen en de Procureur-Generaal heeft een conclusie opgesteld.
De conclusie van de Procureur-Generaal stelt dat het cassatieberoep niet kan leiden tot cassatie en dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie. De Procureur-Generaal heeft de klachten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat de eerste klacht, die betrekking heeft op de uitleg van artikel 6 lid 4 van de Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname, niet voldoet aan de eisen die aan een cassatieklacht worden gesteld. De rechtbank heeft de bepaling correct geïnterpreteerd en de feiten ondersteunen haar oordeel.
De tweede klacht van de verzoekster, die stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen rechtsgeldig gebruik heeft gemaakt van de optiemogelijkheid van artikel 6 lid 4 TOS, faalt eveneens. De rechtbank heeft zich niet uitgesproken over de rechtsgeldigheid van het gebruik van de optiemogelijkheid, maar heeft vastgesteld dat de verzoekster geen beroep op deze mogelijkheid kon doen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.