1. Zie in verband met artikel 1:102 BW onder meer: M.J.A. van Mourik/L.C.A. Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding, 2006, blz. 225 - 228; Asser-De Boer, 1, Personen- en Familierecht, 2006, nrs. 364 en 365; losbladige Kluwerbundel Personen- en Familierecht (B.E. Reinhartz), art. 102.
2. Deze regeling wordt ervaren als een niet evenwichtige compensatie voor het verlies van verhaalsmogelijkheden voor een gemeenschapsschuld als gevolg van een ontbinding en verdeling van een huwelijksgemeenschap. Hierin is in het wetsvoorstel 28 867 inzake aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen aanvankelijk aanleiding gevonden om artikel 1:102 BW geheel te doen vervallen (TK 2002-2003, 28 867, nr. 1-2, blz. 5 en nr. 3, blz. 27 en 28) en later om de hoofdelijke verbondenheid te handhaven zelfs voor de gehele gemeenschapsschuld maar met de beperking van het verhaal tot hetgeen uit hoofde van de verdeling van de gemeenschap wordt verkregen (TK 2005-2006, 28 867, nr. 9, blz. 4 en blz. 12 en 13; zie voor het debat in de Eerste kamer ook nog EK 2008-2009, 28 867, stuk A, blz. 5, sub E, stuk B, blz. 5 en 6 en stuk C, blz. 9 - 13). Ten tijde van het opstellen van deze conclusie was de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel nog niet geëindigd.
3. Gelet op het faillissement van [betrokkene], kan artikel 1:102 BW heel wel in de onderhavige zaak tot een onevenwichtig resultaat leiden, maar in cassatie levert dat in de feitelijke instanties niet nader uitgewerkt punt geen aanknopingspunt op.
4. Zie de Memorie van Toelichting bij het ontwerp van de Invoeringswet boeken 3-6 NBW, zesde gedeelte, TK 1982-1983, 17 725, nr. 3, blz. 43.
5. Zie in dit verband Asser/Hartkamp-Sieburgh, 6-I*, 2008, nrs 100 en 119 en W.H. van Boom, diss. Leiden 1999, Hoofdelijke Verbintenissen, hoofdst. 3, par. 3.7. Zie ook: HR 28 mei 1999, NJ 2000, 290, m.nt. JBMV, rov. 3.2; Hof Leeuwarden 15 juni 2005, NJ 2005, 548, rov. 5.
6. Vanuit de ratio achter artikel 1:102 BW - het bieden van een compensatie voor verlies van verhaalsmogelijkheden - bezien, zou wel nog kunnen worden verdedigd. Indien de rechtsvordering tegen [betrokkene] reeds vóór 25 oktober 2001 verjaard zou zijn geweest, om die reden het met het succes vorderen door UWV van nakoming van de vordering niet meer tot de mogelijkheden zou hebben behoord en er dus geen ruimte meer zou zijn geweest voor het zoeken van verhaal op gemeenschapsgoederen, dan zou [eiseres] met een beroep op het verjaard zijn van de vordering op [betrokkene] hebben kunnen aanvoeren dat artikel 1:102 BW geen toepassing vindt. Dat geval doet zich hier echter niet voor.
7. Dat artikel is overigens niet ten volle rechtstreeks toepasbaar. [Eiseres] is immers niet de 'persoon van de ontvanger' van de uitkeringen, van wie artikel 3:309 BW spreekt. Omdat zij wel naast [betrokkene] voor de onverschuldigd uitbetaalde uitkeringen kan worden aangesproken, brengt een redelijke uitleg van artikel 3:309 BW mee dat [eiseres] gelijk te stellen is met de 'persoon van de ontvanger' van artikel 3:309 BW.