ECLI:NL:PHR:2010:BK6926
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Vellinga
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van arrest wegens overschrijding redelijke termijn en onvoldoende motivering door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2010 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die door het Gerechtshof te Amsterdam was veroordeeld voor medeplegen van schuldheling. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken met een proeftijd van twee jaar opgelegd. De raadsman van de verdachte, mr. S.F.J. Smeets, heeft in cassatie twee middelen voorgesteld. Het eerste middel betreft de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). De verdachte heeft op 15 mei 2007 beroep in cassatie ingesteld, maar de stukken zijn pas op 29 mei 2008 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen, wat een overschrijding van de maximale termijn van acht maanden met zich meebracht. De Hoge Raad concludeert dat de redelijke termijn is overschreden, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de zaak.
Het tweede middel betreft de motivering van het Hof, dat volgens de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd waarom het van de standpunten van de verdachte is afgeweken en schuldheling heeft bewezen verklaard. De Hoge Raad constateert dat het bestreden arrest geen weergave bevat van de door de raadsman gevoerde verweren, waardoor het in cassatie niet mogelijk is om na te gaan welke verweren zijn gevoerd. Dit gebrek aan motivering en de onduidelijkheid over de verweren die zijn gevoerd, zijn in strijd met een behoorlijke procesorde. De Hoge Raad oordeelt dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven en dat de zaak moet worden teruggewezen naar het Hof voor een nieuwe behandeling.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden terugverwezen naar het Hof, dan wel naar een aangrenzend Hof, om het bestaande hoger beroep opnieuw te behandelen.