ECLI:NL:PHR:2010:BK9159
Parket bij de Hoge Raad
- J. Spier
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en politiedwang bij wanbetaling van huur door de Gemeente Den Haag
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van huurrecht, betreft het de uitoefening van politiedwang door de Gemeente Den Haag na langdurige wanbetaling van de huur door de eiser. De zaak is een vervolg op eerdere aanmaningen die door de Gemeente zijn verzonden, maar die niet tot betaling hebben geleid. De Hoge Raad behandelt de klachten die door de eiser zijn ingediend tegen het arrest van het gerechtshof. De klachten zijn voornamelijk gericht op de stellingen die in de feitelijke aanleg niet voldoende zijn onderbouwd, wat in strijd is met artikel 407 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad benadrukt dat het aan de feitenrechter is om de feiten vast te stellen en dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond waarom het hof bepaalde omstandigheden niet in zijn overwegingen heeft meegenomen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de klachten van de eiser niet op voldoende duidelijke wijze zijn gepresenteerd. Diverse onderdelen van de klachten worden als onbegrijpelijk of onvoldoende onderbouwd aangemerkt. De Hoge Raad wijst erop dat cassatie geen zoekplaatje is en dat het aan de eiser is om zijn argumenten helder en nauwkeurig te formuleren. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de eiser niet slagen, omdat zij niet voldoen aan de eisen die in de rechtspraak zijn gesteld. De zaak eindigt met de conclusie dat het beroep van de eiser wordt verworpen, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.