ECLI:NL:PHR:2010:BL5216

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/03987
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en beëindiging huurovereenkomst: belangenafweging tussen verhuurder en huurder

In deze zaak vechten de eisers tot cassatie, bestaande uit drie eisers, een beslissing van het gerechtshof aan. Het hof had op basis van een belangenafweging tussen verhuurder en huurder, zoals geregeld in artikel 7:296 lid 3 BW in combinatie met artikel 7:300 lid 3 BW, besloten tot beëindiging van de huurovereenkomst. De eisers betwisten de motivering van deze belangenafweging. De Procureur-Generaal concludeert dat het middel ongegrond is en dat er geen vragen zijn die met het oog op de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoording behoeven. De klachten van de eisers richten zich met name op de motivering van de belangenafweging die het hof heeft gemaakt in zijn arrest van 23 juni 2009. De eisers stellen dat het hof onvoldoende heeft onderbouwd op welke basis het heeft geconcludeerd dat de vers vleesafdeling in het winkelbedrijf van de verweerster, Nettorama, achterblijft bij andere filialen. Het hof baseert zijn bevindingen op een rapport dat de klanttevredenheid onderzoekt en op de stellingen van Nettorama, die niet of nauwelijks zijn betwist door de eisers. Het hof concludeert dat er een significante discrepantie bestaat tussen het aantal klanten dat de vleesafdeling van de eisers bezoekt en het aantal klanten dat in andere filialen van Nettorama vlees koopt. Deze vaststelling kan in cassatie niet op juistheid worden onderzocht, waardoor de klachten van de eisers niet kunnen slagen. Daarnaast wordt er in de cassatiedagvaarding nog aangevoerd dat de overwegingen van het hof in rov. 2.8 niet stroken met de grond voor beëindiging van de huurovereenkomst. Het hof heeft echter aannemelijk geacht dat de nieuwe huurder van de vleesafdelingen in de filialen van Nettorama een verdubbeling van de omzet mogelijk maakt, wat de belangen van Nettorama versterkt. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het cassatiemiddel.

Conclusie

Zaaknr. 09/03987
Mr. Huydecoper
Zitting van 19 februari 2010
Conclusie inzake
1. [Eiseres 1]
2. [Eiseres 2]
3. [Eiser 3]
eisers tot cassatie
tegen
Nettorama Verbruikersmarkten B.V.
verweerster in cassatie
1. In deze zaak vechten de eisers tot cassatie, [eiser] c.s., een beslissing van het hof aan waarin op basis van de belangenafweging tussen verhuurder en huurder waar art. 7:296 lid 3 BW (wat de onderhavige zaak betreft: in combinatie met art. 7:300 lid 3 BW) in voorziet, is besloten tot beëindiging van de huurovereenkomst van partijen. Het middel bestrijdt de motivering die aan de door het hof gemaakte belangenafweging ten grondslag is gelegd.
Ik meen dat het middel ongegrond is, en dat het geen vragen aan de orde stelt die met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoording behoeven. Wat het middel wel aan de orde stelt is van dien aard dat met een verkorte conclusie kan worden volstaan.
2. Zoals ik al aangaf klaagt het middel over de motivering van de in het (eind)arrest van 23 juni 2009 verrichte afweging van de belangen van partijen.
De klachten betreffen met name, dat onvoldoende zou blijken op welke basis het hof (in rov. 2.7 van het arrest) heeft geconcludeerd dat de vers vleesafdeling in het winkelbedrijf van de verweerster in cassatie, Nettorama, achterblijft bij andere filialen (van Nettorama). Het gaat hier, vermeld ik voor alle duidelijkheid, om de vers vleesafdeling die in het door [eiser] c.s. van Nettorama gehuurde gedeelte van de winkel in kwestie, door [eiser] c.s. wordt geëxploiteerd.
3. Zoals het hof in rov. 2.7 aangeeft, berust de aangevochten bevinding op "het rapport" (waarmee een in rov. 2.1 nader omschreven rapport Klant Tevredenheids Onderzoek wordt bedoeld), op de stellingen van Nettorama, en (mede) op de beperkte betwisting van [eiser] c.s.
Het lijkt mij duidelijk dat het hof hier (vooral) doelt op de in rov. 2.5 genoemde gegevens, te weten dat het rapport aangeeft dat 35% van de klanten van het winkelbedrijf in kwestie de vleesafdeling bezoekt en dat volgens (onweersproken) stellingen van Nettorama ter comparitie in een zeer groot deel van de andere filialen van Nettorama 50% of meer van de klanten vlees kopen.
4. Hier lijkt inderdaad een gevoelige discrepantie te bestaan tussen het volume aan klanten dat de door [eiser] c.s. gedreven vleesafdeling bezoekt en de hoeveelheid klanten die "gewoonlijk" in de winkels van Nettorama vlees plegen te kopen.
Op die gegevens kon het hof de gevolgtrekking baseren dat de vleesafdeling die [eiser] c.s. exploiteren, achterblijft bij andere filialen van Nettorama(1). Dit is een feitelijke vaststelling, die ingevolge art. 419 lid 3 Rv. in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht. Logisch gebrekkig of anderszins onvoldoende begrijpelijk kan men die vaststelling niet - althans: niet met recht - noemen. De op de derde, vierde en vijfde bladzijden van de cassatiedagvaarding in verschillende varianten tegen deze vaststelling gerichte motiveringsklachten, stuiten alle hierop af.
5. Onderaan de vijfde bladzijde van de cassatiedagvaarding wordt nog - na de niet erg verhelderdende clausulering "ten overvloede" - aangevoerd dat wat in rov. 2.8 van het bestreden arrest wordt overwogen, niet zou stroken met de door het hof aanvaarde grond voor de beëindiging van de huurovereenkomst. Het betreft dan de (vast)stelling die ertoe strekt dat Nettorama met één vaste huurder van alle vleesafdelingen in haar filialen wenst voort te gaan.
Wat het hof hier in rov. 2.8 op laat volgen, maakt duidelijk waarom het hof dit gegeven in zijn oordeel heeft betrokken: Nettorama heeft onweersproken aangevoerd dat met de nieuwe huurder in kwestie een verdubbeling van de omzet in haar filialen mogelijk is. Dat heeft het hof kennelijk, en in het licht van het ontbreken van tegenspraak ook alleszins begrijpelijk, als aannemelijk beoordeeld. Dan is tevens goed te begrijpen waarom het hof vindt dat dit nader accent verleent aan de belangen van Nettorama, waarop de huuropzegging gebaseerd was. Daardoor ontvalt ook aan deze klacht de grond.
Conclusie
Ik concludeer tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 Het middel spreekt ervan dat geoordeeld zou zijn dat de omzet van de door [eiser] c.s. gedreven vleesafdeling bij die van andere filialen zou achterblijven, maar het hof heeft slechts geoordeeld dat de vleesafdeling achterblijft. Gezien de eerder vermelde gegevens kán die vaststelling begrepen worden als: dat het volume aan bezoekers achterblijft bij andere filialen.
Ik neem overigens aan dat het hof zal hebben aangenomen dat dan ook voor de omzet van die afdeling gold dat deze achterbleef (al is dat niet met zoveel woorden overwogen). Ook deze gevolgtrekking kon het hof geredelijk aan de in alinea 3 hiervóór genoemde gegevens verbinden.