ECLI:NL:PHR:2010:BM3914
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Arrest over verjaring van vorderingen uit vaststellingsovereenkomst en de opeisbaarheid van verbintenissen
In deze zaak gaat het om de verjaring van vorderingen die voortvloeien uit een vaststellingsovereenkomst. Eiser tot cassatie, [eiser 1], is de enige aandeelhouder van eiseres tot cassatie, [eiseres 2]. Verweerder in cassatie, [verweerder 1], is de enige aandeelhouder van verweerster in cassatie, [verweerster 2]. De partijen hebben in het verleden een aantal management B.V.'s bestuurd en zijn betrokken geweest bij investeringsfondsen. In 1994 hebben zij een minnelijke regeling getroffen, maar er zijn geschillen ontstaan over de uitvoering daarvan. Eiser c.s. hebben in 2003 een vordering ingesteld bij de rechtbank Haarlem, waarbij zij betaling van verschillende bedragen vorderden van verweerders. Het hof heeft in 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en eiser c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep tegen het in reconventie gewezen vonnis. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de verjaring van de vordering is gestuit door het instellen van een eis, maar dat de vordering niet is toegewezen, waardoor de stuiting niet definitief is. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof dat de vordering tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst opeisbaar was, bevestigd. De conclusie van de A-G strekt tot vernietiging van het arrest van het hof voor zover [eiser] c.s. daarin niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun hoger beroep van het in reconventie gewezen vonnis en tot verwijzing.