ECLI:NL:PHR:2010:BM3952
Parket bij de Hoge Raad
- W. Wuisman
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheidsverzekering en subrogatie in het civiele recht
In deze zaak gaat het om de vraag of een aansprakelijkheidsverzekeraar, die schade heeft vergoed aan een derde, regres kan nemen op een mede-hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar. De eiseres, RVS Schadeverzekering N.V., heeft in cassatie gesteld dat de verhaalsrechten die voortvloeien uit de artikelen 6:10 en 6:12 BW ook van toepassing zijn in de relatie tussen hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 1998 stichtten twee jongeren brand op een bouwplaats, wat leidde tot schade die door de CAR-verzekeraars werd vergoed. RVS, als aansprakelijkheidsverzekeraar van een van de jongeren, heeft de schade aan de CAR-verzekeraars vergoed en vordert nu dat de onderaannemer, [A], bijdraagt in de schade. Zowel de rechtbank als het hof hebben de vordering van RVS afgewezen, met de overweging dat de schade niet door de verzekerde is geleden, maar door de opdrachtgever van de werkzaamheden. Het hof oordeelde dat de subrogatie zoals geregeld in artikel 7:962 BW niet van toepassing is op de vorderingen tussen hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren.
In cassatie heeft RVS betoogd dat het hof een onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd. De Hoge Raad oordeelt dat de subrogatie van de verzekeraar ook geldt voor vorderingen die een hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar op grond van de artikelen 6:10 en 6:12 BW kan uitoefenen. Dit betekent dat de aansprakelijkheidsverzekeraar in de rechten van de verzekerde kan treden en regres kan nemen op de mede-hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en bevestigt dat de aansprakelijkheidsverzekeraar ook aanspraak kan maken op de verhaalsrechten die voortvloeien uit de onderlinge aansprakelijkheid tussen de hoofdelijk aansprakelijke partijen.